donderdag 10 januari 2019

Harari


Een kort gesprek tussen Maïs, Rijst en Tarwe

Het was een beetje ongewone bijeenkomst van Maïs, Rijst en Tarwe. Ze waren elkaar bij toeval tegen gekomen na een lange zeereis en lagen nu in de luwte van een soort steen op een richel. Het was het beton van een prefab schuur. Ze lagen bij te komen van de vermoeienissen en keken om beurten eens naar beneden.
‘Kijk’, zei Tarwe, ‘daar beneden staat een boekenkist. ‘Kun jij zien’, vroeg hij aan Rijst, ‘wat voor boeken dat zijn?’
Rijst keek wat nauwkeuriger.
‘Volgens mij’, zei ze, ‘ligt daar bovenop een boek Homo Deus. Het is geschreven’, ze keek nu echt ingespannen, ‘door een meneer Harari.’
‘Homo Deus?’, zei Maïs enigszins vragend, ‘dat betekent toch zoiets als de mens als god? De arrogantie van de mens loopt ook langzamerhand de spuigaten uit.’
‘Oh’, zei Tarwe wat mistroostig,’ik heb al eens gehoord van dat boek. Die Harari zegt inderdaad rechtstreeks dat homo sapiens de machtigste soort ter aarde is.’
‘Nou dan heeft hij kennelijk niet aan ons gedacht,’ opperde Rijst. ‘Ik dacht dat we met zijn drieën de aarde aardig verdeeld hadden met Tarwe vooral in Europa, Maïs in Zuid-Amerika en ik in Azië.‘
Maïs gniffelde. ‘Ja, het heeft lang genoeg geduurd voor we de mens voldoende hadden afgericht om voor ons te zorgen.’
‘Ja,’ voegde Tarwe eraan toe. ‘We moesten zelfs zo nu en dan onze activiteiten onderbreken om ze te straffen. Er zijn in Europa wel wat slachtoffers gevallen door hongersnoden voor ze door hadden wie echt de baas is. Maar uiteindelijk heeft homo sapiens begrepen dat hij goed voor ons moet zorgen. Het lijkt erop dat hij langzamerhand begrijpt hoe zijn positie als verzorger is. Als wij er mee ophouden is de hele homo sapiens de klos.’
‘En dan te bedenken dat die hele homo sapiens is voortgekomen uit maïs,’ mompelde Maïs.
‘Nou moet je niet overdrijven,’ zei Rijst, ‘dat zijn alleen maar legenden. Dat zijn net zulke verhalen als waarmee die Harari loopt dik te doen.’
‘Oké,’ mopperde Maïs wat verongelijkt, ‘Het zijn toch mooie verhalen. Zoals ook dat verhaal dat de mens de enige soort is met een ziel? Dat verhaal vertellen ze ook al 2000 jaar. Het is trouwens de grootste onzin.’
‘Nou gelukkig geeft Harari toe, dat ze die ziel nog niet hebben kunnen vinden. Het zijn gewoon fantasie verhalen.’ Rijst klonk een beetje cynisch.
‘Trouwens,’ zei Tarwe, wat betekent eigenlijk de machtigste soort? Is dat de soort met de meeste nazaten en de beste levenskansen? Dan zijn er nog wel een paar soorten te noemen. Kijk maar eens naar de tomaten. Wat die homo sapiens allemaal niet uit de kast haalt om de tomaten te vertroetelen!’
‘Om nog maar te zwijgen over de kippen en konijnen de varkens en de koeien. Als die soorten er de brui aan geven kan homo sapiens het ook wel schudden.’ Rijst begon langzamerhand op gang te komen.’
‘Maar zei Maïs relativerend, de mens maait toch maar ieder jaar onze woonplaatsen kaal, dat noemt hij oogsten.’
‘Ach wat,’ smaalde Rijst, ‘Dat is toch alleen maar onderdeel van onze verzorging, want zo hebben we voor ieder seizoen weer een prachtig schone grond voorzien van het beste voedsel. Ik moet er niet aan denken dat onze akkers niet zouden worden omgespit. Dat zou een smeerboel geven. En natuurlijk moeten we van ons overvloedig nageslacht iets gebruiken om onze knechten en slaven in leven te houden.’
‘Toch is het geen manier van doen hoe kippen en varkens worden behandeld. Ze worden schandalig uitgebuit.’ Maïs bleef proberen ook een andere kant van de wereld te zien.
‘Nou,’ riep Rijst opgewonden, ‘Heb je al eens gekeken hoe homo sapiens zijn eigen soort behandelt? Kijk maar eens naar een land als de VS. Als daar een dollar wordt verdiend mag 80 % van de bevolking een dubbeltje verdelen, en tachtig cent gaat naar de rijkste 10%. Dat is vanwege de vrije markt zegt men. Vind je dat eerlijk? Want daar praat Harari niet over.’
‘Oké, oké,’ zei Tarwe, ‘De mensen zijn geen goed voorbeeld. Maar ik ga er eens vandoor, want vanmiddag komen onze mensen ons weer douchen. Wij hebben geklaagd dat het veel te droog is. Aju.’
Tarwe rolde van de richel en verdween tussen de boeken die een meter lager in een doos lagen.


maandag 7 januari 2019

Infarct

De dagbegon gewoon. Ik had de wekker ingesteld op 7  uur, maar enkele minuten over zeven bleek dat hij niet was afgelopen. Onder de douchen bedacht ik waarom de wekker niet was afgelopen. Ik had bij het instellen de dag op zondag ingesteld,, terwijl het inmiddels maandag was.
Eenmaal afgedroogd zag ik dat Anneke wakker was. Ik vroeg of ze mijn slippers wilde gebruiken. Ik zette ze op haar bevestigend antwoord voor haar bed en liep naar de andere kant. En terwijl ik mijn onderbroek aantrok constateerde ik dat we op deze kamer geen koffie konden zetten.
Nee, dat kon niet, beaamde Anneke.
Ik pakte mijn overhemd dat over de stoeleuning hing en trok het aan. Na drie knopen vroeg ik me af, wat er met mijn linkerhand was. Ik kon de zoom van mijn overhemd niett vastpakken Eigenlijk reageerde mijn hele onderarm niet. Ik keek naar Anneke en zwaaide - dacht ik - een beetje ongelukkig met mijn arm.
Wat is er?
Hij reageert niet.
Ik dacht dat ik dat zei, maar voor Anneke was het blijkbaar onverstaanbaar. Ze realiseerde zich vrijwel onmiddellijk  dat dit niet goed was.  Ze stond en zei dat ze de dokter ging waarschuwen. Het leek me onnodig. Ik voelde niets bijzonders, een tijdelijke verlamming misschien. Dat trekt wel weer weg.
Maar Anneke was gauw weer terug.
De ambulance komt er aan.
Ik ging door met mijn broek, die met een hand haast niet omhoog  te trekken was, maar na enige tijdreageerde mijn hand weer een beetje. De broek ging omhoog . De riem ging dicht en ik ging zitten voor het volgende karwei: mijn schoenen.
Terwijl ik daarmee bezig was kwam het ambulance personeel voortvarend binnen, zette  een soort gereedschapskist neer en haalde daar meetapparatuur voor mijn bloeddruk uit. Het maakte een beetje nerveuze indruk op mij. Dus ik moedigde ze aan om rustig aan te doen.
Maar meneer. U begrijpt niet wat er aan de hand is.
Ze gingen door zonder zich veel van me aan te trekken en vertelden ondertussen wat er ging gebeuren. Ik zou worden afgevoerd met de ambulance.
Op mijn verzoek werden de veters van mijn schoenen gestrikt. Kon ik staan, lopen?
Ik werd naar de lift gebracht. Ik werd in de ambulance gemanoeuvreerd en kreeg te horen dat ik met toeters en bellen zou worden weg gebracht. 
Ik lag met mijn hoofd in de rijrichting, niet erg goed tegen wagen ziekte. De auto rammelde en schokte en slingerde. Op de achtergrond hoorde ik de sirene. Ik voelde me misselijk worden. De broeder naast me had inmiddels  een infuus in de pols geprikt. Ik vroeg om een zakje. Ik begon nu echt misselijk te worden, maar slaagde erin mijn maaginhoud binnen te houden.
Ik heb daar ook last van, zei de broeder bemoedigend.
Ik werd uitgeladen en met enige moeite  door de gangen gestuurd.
Wat is uw geboortedatum? Ik antwoordde kennelijk bevredigend.
Hoe voelt u zich?
Misselijk.
U mag dat zakje wel even bij u houden.
Ik hield het zakje bij me.
Terwijl ik het CT scan apparaat werd ingeduwd vroeg ik me af wat eventueel het resultaat zou zijn als ik moest braken.
Het kwam er niet van.
De scan laat geen bloeding zien, maar dat zegt niets. Het kan zijn dat er ergens een bloedprop zit. We geven u eerst sterke bloedverdunner. Misschien dat zo' n propje dan wel oplost of wordt meegenomen.  Maar het is niet zeker. En u hebt flink wat aderverkalking, maar dat is niet gek voor uw leeftijd.
Ik suggereerde wat azijn, maar dat bleek geen goed voorstel.
Ik werd naar een vierpersoons kamer gebracht. Hier verscheen een groot aantal mensen. En ze stelden zich allemaal netjes voor. In de eerste plaats Kirsten die de apparatuur aansloot en mijn voortgang monitorde .  En de neuroloog, en de logopedist. ..
Ik ben in het ziekenhuis.

zondag 6 januari 2019

Geen verstand van techniek

Een nieuw boek


Mijn nieuwe boek is klaar, geschreven, gecontroleerd en gedrukt.

In dit boek probeer ik aan te geven wat de invloed is van de snelle technische ontwikkelingen van onze tijd (waaronder de digitale) op organisaties, vanuit drie perspectieven: het perspectief van de leiding van de organisaties, het perspectief van de werknemer en het perspectief van de maatschappij.
De gedachte is dat de technologische veranderingen worden onderschat als de drijvende kracht van de sociale spanningen en conflicten in onze maatschappij.
De veranderingen gaan zo snel dat een belangrijk deel van de maatschappij te weinig tijd krijgt om er mee om te gaan. Hierdoor ontstaat een nieuwe tweedeling in de maatschappij van voorlopers en achterblijvers.
De ontwikkelingen in de techniek en de gevolgen daarvan worden door de mens niet meer beheerst en dat leidt tot de gedachte dat de technische ontwikkeling autonoom is of bezig is te worden. 

De prijs werd bepaald op € 15,50 

Harari en het bewustzijn 4

De mens uniek
Wat de mens uniek maakt zegt Harari is in de eerste plaats zijn vermogen tot flexibel samenwerken en in de tweede plaats omdat hij als enige soort een intersubjectief web van betekenis kan weven.
Ook hier heb ik de neiging een andere kant uit te denken. Laten we eens kijken naar de fysieke verschillen tussen mensen en alle andere dieren. We zien zo in de eerste plaats de omvang van de hersenen. Bij de homo sapiens ligt het aantal hersencellen in de buurt van de 85 miljard. Bij de gorilla bijv., met een min of meer vergelijkbare lichaamsbouw, is het aantal hersencellen naar het schijnt in de buurt van de 40 miljard. Men mag mijns inziens aannemen dat dit verschil in aantal hersencellen een rol speelt bij het gebruik van de hersenen. Het dient ergens voor. Als we ervan uitgaan dat 40 miljard hersencellen voldoende zijn om alle lichaamsfuncties van een dier als de gorilla te besturen, wat kunnen we dan wel niet verwachten van een extra 40 miljard cellen die dingen kunnen besturen waarvan de gorilla geen weet heeft.
Een tweede punt dat niet onbelangrijk lijkt is dat de mens het enige gewervelde dier is dat op twee benen rechtop loopt. Dat heeft het enorme voordeel dat de mens in de normale lichaamshouding altijd twee ledematen beschikbaar heeft om andere dingen te doen dan zich overeind te houden of te verplaatsen. De mens kan van nature ‘multitasken’. Deze fysieke eigenaardigheid maakte het mogelijk dat de handen konden evolueren tot instrumenten met een ongelovige flexibiliteit en 'handigheid'.
Deze verschillen ten opzichte van andere gewervelde dieren geven de mens een enorm voordeel, dat kan uitlopen op de kenmerken die Harari vermeldt.
De mens als verhalenverteller kan zich dan ook wijsmaken – en heeft dat ook door de eeuwen gedaan – dat hij eigenlijk boven de schepping staat en geen rekening hoeft te houden met het ecologisch systeem waarvan hij deel uitmaakt. Pas bij deze generatie begint het door te dringen dat dat verhaal een grote luchtbel is en in de termen van onze tijd: fake news.



Harari en het bewustzijn 3.

Bewustzijn
Als ik van de andere kant begin en me eens afvraag wat eigenlijk bewustzijn is, dan kom ik naar goed taalgebruik ook weer uit bij de Dikke van Dale. Daar staat als eerste betekenis: vermogen tot besef, tot weten en erkennen van het bestaan van zichzelf en van de dingen.
Kijk ik dan verder bij besef dan vind ik bewustzijn. Het is duidelijk dat we de taal moeten gebruiken om zichzelf te definiëren. Het lijkt met deze beschrijvingen van Van Dale als uitgangspunt niet onredelijk om bewustzijn te omschrijven als het vermogen onderscheid te maken.
Als we dat doen dan blijkt dat bewustzijn in feite het onderscheid vormt tussen dode stof en het leven. Ieder levend organisme moet uitwisseling hebben met zijn omgeving door het opnemen van stoffen die energie kunnen leveren en het afstoten van stoffen waarvan de energie gebruikt is. Ieder organisme neemt stoffen op die als voedsel kunnen dienen en stoot weer stoffen af die gebruikt zijn. Ieder levend organisme moet daarom onderscheid kunnen maken tussen stoffen die wel of niet nuttig of bruikbaar zijn. Zonder bewustzijn is leven niet mogelijk.
We zien dan ook bij dieren, die zo groot zijn dat we hun gedrag met het blote oog kunnen volgen, de noodzaak zich bewust te zijn van hun eigen uitgestrektheid en de beperkingen van hun vermogens. Bij de grotere zoogdieren zien we dat ze de eerste tijd van hun leven bezig zijn met het oefenen van hun vermogens om zich bewust te worden van wat ze wel kunnen en hoever hun kunnen reikt.
Wel heel nadrukkelijk kunnen we zien hoe het bewustzijn gebruikt wordt bij bijv. de kameleon. Als de kameleon zich niet bewust is van de lengte van de tong waarmee hij zijn prooi vangt, zal hij jammerlijk verhongeren. En tegelijkertijd zal de kameleon zich ervan bewust moeten zijn dat de twijg waarop hij staat zijn gewicht kan dragen en dat hij niet teveel opvalt als prooi voor andere dieren, etc.
De evolutie heeft in de loop van de eeuwen de verschillende organen ontwikkeld, waarmee de omgeving kan worden beoordeeld als gunstig of minder gunstig, waardoor verschillende diersoorten zich ook ook op verschillende wijze konden specialiseren.
Het is mogelijk zoals Harari doet alle handelen van de verschillende levensvormen te beschrijven in de vorm van algoritmen. Dat doen we uiteindelijk als we werken met de computer ook. En we hebben een sterke neiging om met behulp van de computer een beeld te creëren waarmee het handelen – ook dat van de mens – begrijpelijk wordt. De analogie houdt echter op op twee fundamentele punten.
In de eerste plaats: om de algoritmen te laten functioneren heeft men energie nodig. We sluiten dan ook de computer aan op een elektriciteitsbron. Het gekke is dat iedere levensvorm een zichzelf in standhoudende potentiële energietransformator meekrijgt bij de voortplanting. De energietransformator zet het uit de omgeving opgenomen voedsel om in bruikbare energie voor alle activiteiten die het leven noodzakelijk maakt. Voor zover ik begrijp is het nog steeds onduidelijk hoe deze energietransformator wordt gestart. Anders gezegd: hoe maak je uit dode stof leven?
Het andere fundamentele punt is de vraag naar het doel? Waarom of waartoe bestaat leven? We kunnen aan de met algoritmen geladen computer een doel toekennen dat vermoedelijk ligt ergens in het voldoen aan de behoeften van de homo sapiens. Maar waarom bestaat het leven? Vooralsnog lijken deze twee vragen niet te beantwoorden.

Harari en het bewustzijn 2: Dat wat ons uniek maakt



Hoofdstuk 3: Dat wat ons uniek maakt, begint met de zin:
Homo sapiens is zonder enige twijfel de machtigste soort ter wereld.
Wie zal het tegenspreken? Maar ergens kriebelt het. Want de mens moet eten en als we kijken naar de kip of het varken dan lijkt de populatie daarvan allerminst te lijden te hebben gehad van de macht van de mens: er komen steeds meer kippen en varkens. Die kippen en varkens hebben geen plezierig leven, zegt men. Maar mensen zonder loon of op een minimum loon hebben ook geen plezierig leven. En het leven van mensen in de hogere inkomens groepen zijn in toenemende mate blootgesteld aan stres.
De kippen en varkens hoeven niet dagelijks op zoek naar voedsel. Ze zitten in goed verlichte en onderhouden ruimten, een wereld die weliswaar druk is, maar waarin iedereen op tijd zijn natje en zijn droogje krijgt. Het gebrek aan comfort van kippen en varkens krijgt haast evenveel aandacht als de manier waarop kinderen in de achterstandswijken van de grote steden moeten leven. Ze zijn zo talrijk geworden dat hun mest alleen al een probleem vormt. Misschien is hun leven wel verre te prefereren boven dat van hun wilde soortgenoten die maar moeten zien waar ze het voedsel van de dag krijgen, die bedreigd worden door tal van onbekende gevaren, waarvoor ze constant op hun hoede moeten zijn.
En nu, nu we naar het schijnt getuige zijn van het geleidelijk afscheid van dierlijk voedsel, komen planten steeds meer in de belangstelling. De plant wordt dienstbaar gemaakt aan de menselijke behoeften. Of toch niet? Er liggen een paar voetangels en klemmen op de weg naar menselijke overheersing.
Zo is er de behoefte van de mens aan zuurstof. Voorlopig kan aan de behoefte aan zuurstof van een groeiende wereldbevolking alleen worden voldaan dankzij het chlorofyl van de groene planten op onze planeet. Dat maakt de mens toch wel erg afhankelijk van de plant en van de beschikbaarheid van chlorofyl.
En onder de planten zijn er verschillende die zich zeker zo goed verspreid hebben als de mens zelf, denk aan tarwe, rijst en maïs. En als we zien hoe de graansoorten geoogst en behandeld worden, dan ligt de vraag wel erg voor de hand: wie zorgt eigenlijk voor wie? En wie is afhankelijk van wie? Staat de plant ten dienste van de mens of is het andersom en is de mens er alleen maar ten dienste van de zorg voor de plant. Ook als men kijkt naar de investeringen die mensen doen om bijv. gave en grote tomaten te krijgen is te zien hoe belangrijk planten zijn. Ook het risico dat insecten uitsterven geeft een uiterst ongemakkelijk gevoel voor de toekomst van de mensheid.
De idee van Harari dat de mens de machtigste soort ter wereld is verdient dan ook wat aantekening. Deze idee komt niet voort uit een ecologisch perspectief en gaat voorbij aan de wederzijdse afhankelijkheid van de verschillende soorten dieren en planten. 

Het systeem


Rond 1970, toen ik aan het begin stond van mijn ambtelijke carrière begon de systeemtheorie door te dringen in het algemene spraakgebruik. Een van de reacties op mijn analytische benadering van problemen was: Het geheel is groter dan de som van de delen.
Het is niet zo’n eenvoudig probleem. Als ik een voorwerp, zeg een fiets, uit elkaar haal en naar de stapel onderdelen kijk kan ik me afvragen welk van deze onderdelen zorgt nu voor het karakter van de fiets? Het antwoord is geen enkel: alleen al deze onderdelen samen vormen de fiets.
Harari benadert de vraag naar het unieke van de mens, naar het mij voorkomt, op de analytische manier. Hij onderzoekt het unieke van de mens in de eerste plaats aan de hand van ‘het traditionele monotheïstische antwoord’ dat alleen de mens, de sapiens, een eeuwige ziel heeft. Het bezit van een eeuwige onveranderlijke ziel maakt de mens in feite superieur aan alle andere schepselen. Een eeuwige ziel geeft mij mijn onveranderlijke individualiteit. En individualiteit betekent immers ondeelbaarheid. En daarmee is de idee van een eeuwige ziel principieel in strijd met de evolutietheorie. De evolutietheorie gaat uit van organisch leven dat is opgebouwd uit onderdelen die ieder afzonderlijk kunnen veranderen, kunnen evolueren.
Deze principiële strijdigheid tussen de idee van een eeuwige ziel en de evolutietheorie maakt dat de evolutietheorie bij zoveel mensen tegenstand oproept.
Een ander verhaal dat volgens Harari gebruikt wordt om de superioriteit van de mens te benadrukken stelt dat alleen homo sapiens bewust kan denken. Ons denken, of onze geest, is iets heel anders dan onze ziel.
Hier raakt Harari me kwijt. Voor de volledigheid, hij zegt:
Onze geest is geen mystieke, eeuwige entiteit en ook geen orgaan, zoals het oog of de hersenen. Het is eerder een stroom van subjectieve ervaringen, zoals pijn, genot, woede en liefde. Deze geestelijke ervaringen ontstaan uit onderling verbonden sensaties, emoties en gedachten, die heel even opkomen en dan weer verdwijnen. Deze koortsachtige verzameling van ervaringen vormt ons bewustzijn.
Er blijkt dus zoiets te bestaan als een geest. Het betoog van Harari gaat hier verder met de vraag hoe uit de ervaringen het bewustzijn kan ontstaan, en in hoeverre deze samenhang ook aanwezig is bij dieren en eventueel welke dieren.
Centraal lijkt te staan een idee waarin homo sapiens een bewustzijn heeft dat superieur is aan het bewustzijn van dieren zo dat er al zou zijn. Maar: Om uit maken of dieren een bewustzijn hebben dat op het onze lijkt, moeten we eerst iets meer weten over de werking van de geest en wat voor rol die speelt. Dat zijn extreem moeilijke vraagstukken, maar het is zeker de moeite waard om er wat tijd aan te besteden, aangezien de geest verderop in dit boek een hoofdrol zal krijgen.
Het lijkt me inderdaad een uiterst moeilijke zaak. Immers als we ons afvragen wat eigenlijk de geest is, dan blijkt de geest (zie Van Dale) een ander woord voor de ziel. We zien dat Harari afstand neemt van de ziel om die via de geest weer binnen te halen. Het probleem lijkt te zijn dat de evolutietheorie niet alleen in strijd is met het bestaan van een eeuwige ziel, maar al evenzeer met de idee dat de ene levensvorm superieur zou zijn aan de andere.
Het lijkt een karaktertrek van alle levensvormen te zijn dat ze de neiging hebben zich te vermenigvuldigen naar de mate waarin ze de beschikking hebben over een leefomgeving die daarvoor gunstig is. Zo worden konijnen die geïmporteerd worden in Australië een plaag omdat er geen natuurlijke vijanden zijn. De mens onderkent de risico’s van uitheemse planten en dieren die geïmporteerd worden, maar dat hij zelf als levensvorm zo’n risico vormt dringt maar nauwelijks tot hem door.




Harari en het bewustzijn (1)


Homo Deus, het boek van Yuval Noah Harari, vind ik intrigerend. Het houdt me al een tijd bezig. Misschien niet zo vreemd als men in aanmerking neemt dat Harari ons een kleine geschiedenis van de toekomst schetst. Geen geringe ambitie. Maar hij is niet de enige die de lijnen uit het verleden, of dat wat er voor doorgaat, moeiteloos doortrekt naar de toekomst. Zo liet Robbert Dijkgraaf ons zien hoe de mens inmiddels het DNA manipuleert, er stukjes uitknipt en andere inplakt en daarmee ziekten kan voorkomen. Het leidt tot de voor de hand liggende vraag of de mens binnenkort de perfecte baby kan maken? Wat is eigenlijk de perfecte baby? En zou u die op durven voeden?
Maar er zijn meer punten van discussie mogelijk.
Het betoog van Dijkgraaf lijkt het perspectief van de mens als uitgangspunt te nemen. Vanuit het menselijk perspectief zijn ziekten niet goed en gebreken nog erger. Maar moeten we wel redeneren vanuit dat menselijk perspectief? Moeten we niet een wat breder, een ecologisch perspectief hanteren?
We horen bijv. dat er inmiddels bacteriën zijn die immuun zijn voor de beschikbare medicijnen. Wat moeten we daarmee? Mensen en hun eventuele gebreken zijn het resultaat van de evolutie. Maar dat zijn bacteriën ook. Het feit dat bacteriën niet meer bestreden kunnen worden met medicijnen wijst erop dat bacteriën door gaan met evolueren en in een tempo dat hoger ligt dan dat waarmee de mens medicijnen ontwikkelt. We mogen aannemen dat het knippen in het DNA van de mens het natuurlijke evolutieproces omzeilt. Dat wil zeggen dat de mens dapper doorwerkt aan de perfecte mens, terwijl de mensonvriendelijke virussen en bacteriën rustig doorgaan te evolueren en de vijandigheid van de omgeving in stand houden. Hoe zal deze race aflopen?
Een soortgelijke vernauwing van perspectief tot het perspectief van de mens zien we, denk ik, bij Harari. Dat is dan voor mij aanleiding bij enkele punten stil te staan die minstens voor discussie vatbaar zijn. Niet omdat ik er op uit ben Harari af te breken. Ik heb grote bewondering voor zijn werk. En tegelijkertijd rijzen er bij ieder hoofdstuk weer nieuwe vragen.
In het woord vooraf zien we hoe de menselijke agenda aan het veranderen is. De traditionele problemen: honger, ziekte en oorlog hebben die agenda eeuwenlang bepaald. De laatste eeuw echter lijkt die problemen grotendeels achterhaald. In de eerste plaats door eenvoudige hygiënische maatregelen. Daar wees ook Dijkgraaf op. Een steeds groter deel van de wereldbevolking ontworstelt zich aan honger en armoede.
De algemene trend vanaf het midden van de 19e eeuw, toen de gemiddelde levensverwachting in ons deel van Europa in de buurt van de 40 jaar lag, was een stijging van de levensverwachting tot waar hij nu is, in de buurt van de tachtig jaar. Een geweldige vooruitgang. Een overeenkomstige ontwikkeling zien we in andere delen van de wereld. Overal worden de besmettelijke ziekten terug gedrongen en als ergens een nieuwe uitbraak plaatsvindt staan overal ter wereld de reddingsploegen klaar om het gevaar in te dammen en de kop in te drukken.
En toch: weliswaar is de gemiddelde levensverwachting ongeveer verdubbeld, maar de hoogste leeftijd van de individuele mens lijkt nauwelijks verhoogd. Het proces van verou­dering dat inherent is aan het leven wordt door alle wetenschappelijke proeven niet of nauwelijks beïnvloed.
De vooruitgang gaat niet voor niets. We zien dan ook een andere trend: Gelet op de bijdrage die schoon drinkwater aan onze gezondheid heeft toegevoegd, mogen we de investeringen in drinkwater en drinkwater voorzieningen zonder meer zien als investeringen in onze gezondheid en bijdragen aan de kosten van de gezondheidszorg. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de kosten van rioleringen en afval verwerking. Naast de investeringen moeten natuurlijk ook de kosten van onderhoud van waterleiding, riolering en de zuivering van afvalwater als kosten van de gezondheidszorg worden aangemerkt.
Bij deze basale kosten van de gezondheidszorg moeten we verder rekening houden met de meer opvallende kosten van de gezondheidszorg: research afdelingen, ziekenhuizen, medici, verzorgers. Als we naar de ontwikkeling van de kosten van de gezondheidszorg kijken en die leggen naast de ontwikkeling van de levensverwachting zien we dat de stijging van de kosten sneller is dan die van de levensverwachting. Ze nemen een steeds groter deel van ons Bruto Binnenlands Product in beslag. Gaan we naar een situatie waarin ons hele nationaal product moet worden besteed aan de gezondheidszorg?
En waar blijft dan het geld dat nodig is om de nieuwe menselijke agenda voor de 21e eeuw te betalen. Want volgens Harari zal de mens in de 21e eeuw streven naar on­sterfelijkheid.