dinsdag 6 september 2022

Opa vertel eens (1)

De familiedag beleefde zijn vijftigste verjaardag. Er was dus alle aanleiding om iets extra's te doen. En zo, met Michèle als spel leidster, onderwierpen we ons aan een quiz, gedeeltelijk over actuele kwesties en gedeeltelijk over muziek. Dat laatste is voor mij altijd een moeilijke kwestie. Niet alleen doordat muziek met mijn falend oor toch al moeilijk te volgen is vooral in een rumoerige omgeving als die van een familiereünie, maar ook doordat ik maar weinig series op radio of tv zolang volg dat me de herkenningsmelodie aan het begin bijblijft. Dus herken ik nog wel de herkennigsmelodie van Paul Vlaanderen (een hoorspelserie uit de jaren vijftig), maar veel verder kom ik ook niet. De quiz werd afgesloten met, zei Michèle, de bonusvraag die ik zou stellen. Het paste niet helemaal in mijn verwachting omtrent het programma, maar goed... Mijn bijdrage had een wat andere achtergrond. Ik heb aal een aantal jaren een boekje met de uitnodigende titel "Opa vertel eens". Omdat je als opa niet verondersteld wordt zelf iets te kunnen bedenken over vroeger, wordt je geholpen door concrete gerichte vragen, waarop je met een pen of potlood - niet aangegeven of dit een kroontjespen, vulpen of ballpoint moet zijn - je antwoorden kunt invullen. Het boekje geeft vervolgens de mogelijkheid foto's toe te voegen. Een soort eigentijdse autobiografie dus. Ik heb daar wat moeilijkheden mee. Ik heb me al meer dan 35 jaar geleden aangewend om teksten van enig omvang te maken met behulp van het toetsenbord van mijn computer met als grote voordeel dat ik eventuele correcties en latere aanvullingen gemakkelijk een plaats kan geven. Bovendien heb ik enkele kastplanken met fotoalbums. Die werden in de loop van de tijd geplunderd ten behoeve van andere belangrijke evenementen. Als ik nu die albums doorblader vallen de oude foto's er uit: de lijm van de fotohoekjes kon de tand des tiids in vele gevallen ook niet weerstaan. En misschien is dat maar goed ook. De kleur van foto's in de beginperiode van de kleurenfotografie was van twijfelachtige houdbaarheid. Als ik ze nu terugkijk zijn ze danig verbleekt. Ik bekeek het boekje Opa vertel dan ook altijd met een zekere scepsis. Maar goed omdat de houdbaarheidstijd van een opa ook beperkt is en ik niet voor de eeuwigheid bezig ben, besloot ik uiteindelijk de pen te pakken en te beginnen. Op blz. 16 kwam ik de vraag tegen: welke boeken las je als kind? Hoever reikt voor een dergelijke vraag de kindertijd? Tellen daarin mee de bijzondere momenten dat Vader voorlas uit de sprookjes van Moeder de Gans. Daarvan had hij een prachtige uitgave met gravures van Gustaf Doree. Dan zat het hele gezin zo'n beetje om hem heen. Als het gasat om mijn lezen: ik denk in ieder geval Bulletje en Bonestaak, Bruintje Beer, Tom Poes, Jochem en de kleine mol in het muizenhol, Belfloor en Bonnevu de twee goede reuzen. Dit laatste boek doet me er plotseling aan denken dat in ons grote gezin eigenlijk iedereen las en veel las. Boeken kregen we met verjaardagen of sinterklaas en we koesterden die boeken als ons eigendom. Belfloor en Bonnevu was daardoor van Cobie, al was het boek door ons allen gelezen. Vele jaren later woonden Anneke en ik in Teteringen en we wandelden op een dag over een boekenmarkt. Uit een nooit vergeten sentiment kochten we daar tweede hands Belfloor en Bonnevu. Niet lang daarna kwam Cobie op bezoek en zij zag Belfloor en Bonnevu op tafel liggen, ze riep: 'hé dat is van mij.' Eigendomsrechten reiken ver. Er was ook een boek, waarvan ik denk dat de titel Boneshaker Billy was en dat ging over een cowboy die model zou hebben kunnen staan voor Lucky Luke. Daar was ook natuurlijk Dick Bos, een strip over een detective die expert was in jiujitsu. Dick Bos werd altijd stiekem gelezen. Het ministerie had de serie als verdorven aangemerkt. Iets later lazen we: Karl May, Jules Verne, Alleen op de wereld, enz. Dan was dar ook nog een boek van Ben: De dierenwereld in een notendop, dat ik verslonden heb. Wij leefden denk ik in de jaren na de oorlog op de grens van oud en nieuw. Dat vinden we terug in een voor mij belangrijk boek uit mijn jonge jaren: Het boek voor de jeugd. Het boek voor de jeugd werd uitgegeven bij de Arbeiderspers in 1937. Het bevat een verzameling populaire teksten uit die tijd, zoals Saidja en Adinda, Het dappere snijdertje, Baron van Münchhausen, De pantoffels van Aboe Kasim, en vele andere. Het is een bonte verzameling gelardeerd met gedichten. Van die gedichten hier twee korte. Het hondengevecht (A.C.W. Staring) Bereisde Roel zag op zijn tochten Geweldig veel!Twee bullebijters vochten Voor 't wijnhuis, in een kleine Poolse stad, Terwijl hij juist aan het venster zat: Zulk vechten, mensen... Zij verslonden Malkander letterlijk. Met iedren hap ging oor Of poot er af - en glad als vet er door! Ons scheiden kwam te laat! Wij vonden Het restjen: - op mijn eer, De staarten en niets meer. 0-0-0 Drukker (Const. Huygens) Mijn drukker leeft in droeve druk; Want 't drukken drukt hem weinig druk 't Waar geen bedrukte drukker Viel het drukken maar wat drukker.

zaterdag 30 juli 2022

Wesp

In DeStem van 30 juli ergert Fee Buurmans zich aan het gezoem over de wespenplaag dat volgens erger is dan de plaag zelf. Het deed me denken aan die wesp in Poperinge... Het was een mooie dag in het begin van deze maand. Ik was met Benna en Georges op pad geweest om een nieuwe BBQ aan te schaffen in Poperinge. Omdat het tegen twaalven liep toen de keus was gemaakt was er alle aanleiding om even wat te gaan drinken en vervolgens te eten. We kwamen terecht op het terras van cafe/restaurant Oud Vlaenderen, waar het om deze tijd nog rustig was. We bestelden een Leffe en vervolgens spare ribs. Terwijl we zaten te wachten op de spare ribs werden de sausjes al op tafel gezet. Aan een tafeltje naast ons zaten twee jonge mannen ook aan het bier. Ze dronken in verschillend tempo. Toen de een zijn glas leeg had stond hij plotseing op en begon de markt af te lopen, de ander werd blijkbaar verrast en wist niet goed wat nu te doen. Hij stond ook op met zijn glas in de hand en probeerde haastig dat leeg te drinken. Moest hij dat glas - bijna leeg - nu terug zetten of meenemen? Hij besloot tot het eerste en ging toen haastig achter zijn maat aan. Mijn aandacht ging weer naar onze eigen tafel. Een wesp was geland op een van de bakjes met een sausje. Nu heb ik er niet tegen dat zo'n wesp wat mee wil eten, er was genoeg voor ons ook. Het bezwaar is echter dat die dieren meestal zo onrustig zijn. Even landen, proeven, dan weer wegvliegen, de omgeving verkennen en terugkomen. Deze wesp bleef rustig zitten op de rand van het sausbakje dat hij had uitegzocht. Maar ook dat kan voorkomen: hij kwam iets te dicht bij de saus en kreeg een druppel aan zijn poot. Eigenlijk moet ik zeggen zij, want bij wespen is het al net als bij bijen, het zijn de werksters die voor eten en drinken van de gemeenschap zorgen en dus op 'rooftocht' gaan. Zij dus trok haar poot in en begon die schoon te maken. Blijkbaar een lastig karwei, want ze had er haar hele aandacht bij nodig. Dat werd haar fataal. Ze gleed uit en kwam met een vleugel en al haar poten in de roomsaus. Ze zwom - althans probeerde te zwemmen - naar de rand van het schalltje. Maar met iedere poging om naar de kant te komen kwam ze dieper in de saus. Ik begreep dat ze ten dode was opgeschreven. Wespen, zoals alle insecten, ademen via tracheeën in het borststuk en achterlijf, dunne buisjes waar de zuurstof doorheen moet. Die kunnen - zoals me vroeger al eens was uitgelegd - niet erg lang worden. Daardoor kunnen insecten ook niet uitgroeien tot de fantasiedieren uit griezelverhalen. Inmiddels zaten Georges en ik te dubben of we deze wesp nog een kans moesten geven. Georges tilde haar met een lepelte uit de saus en zette haar op ons tafeltje. Ze richtte zich op en probeerde weer uit de saus te komen. Maar het was te laat. Na een paar stappen overleed ze, naar mijn inschatting door gebrek aan zuurstof. Benna die even naar het toilet was geweest bekeek het toneel van de doodstrijd en constateerde gelaten dat ze (die wesp) dood was. De ober kwam met onze bestelling en we genoten van onze spare ribs.

zaterdag 19 maart 2022

Alles is anders: behalve verkiezingen

De grote klacht na het bekend worden van de uitslag van de gemeenteraaadsverkiezingen van 2022 was de lage opkomst van de kiezers. De lage opkomst is problematisch, hij laat zien dat de kiezer weinig interesse vertoont voor het gebruik van zijn stem. Het kan natuurlijk ook betekenen dat de kiezer redelijk tevreden is over het resultaat van het politiek geharrewar, hoewel dat niet zo voor de hand ligt als we letten op het vele protest tegen het 'overheidsbeleid'. Een ding verbaast me iedere keer: het feit dat we de maatschappelijke verandering niet door laten werken in de manier waarop we onze democratie inrichten. Laten we eens kijken. Het is inmiddels een leuk spelletje voor opa, zijn kinderen en kleinkinderen: Weet je nog wat dit is? Een band-/cassetterecorder. Wat kon je daarmee? Waarom doe je dat fototoestel weg? Je kunt er geen films meer voor krijgen. Films? Opa we zijn net op wintersport geweest. O, ja? Wintersport? Wat doe je tegenwoordig? Ik ben visagiste. Wat?? Hoe betaal je dat? Met de betaalapp. De maatschappij waarin wij leven is in elk opzicht veranderd. Wat de samenstelling van de bevolking betreft, haar religieuze oriëntatie, nationale achtergrond, enz. De middelen waarmee we onze levens inrichten: woningen, isoleren, elektrische voorzieningen, communicatiemiddelen, digitale uitrusting, alles is veranderd. De mensen zelf zijn veranderd in de manier waarop ze met elkaar omgaan, de problemen die van belang zijn, hun nationale en internationale oriëntatie. Een ding is gelijk gebleven: de manier waarop wij onze vertegenwoordigende lichamen in het leven roepen en onderhouden. In 1956 werd voor het laatst de Tweede Kamer uitgebreid van 100 naar 150 zetels. Dat was met een bevolking van bijna elf miljoen mensen. Nu ruim 65 jaar later moeten die 150 kamerleden een bevolking vertegenwoordigen die ruim 60% groter is dan toen. En dat in een wereld waarin de technologie vrijwel ons gehele dagelijks leven beheerst. Technologie die voor het grootste deel volledig onbekend was in 1956, maar die wel onze nationale en internationale relaties bepaalt. Die groeiende technologie betekende ook een toename van het aantal kennisgebieden en disciplines, waar men toen geen weet van had. En dat betekende weer dat een groot deel van de bevolking is opgekomen in beroepen die toen nog niet bestonden. Hoe wordt dit deel van de bevolking vertegenwoordigd in onze volksvertegenwoordiging? Gelukkig hebben we nog wat overblijfselen uit een voorbije era: Partijen zijn rechts of links, meer rechts of minder links. In die verdeling past het vermoedelijk om wel of niet voor windmolens of kerncentrales te kiezen. Door dezelfde procedure voortdurend toe te passen komt wonder boven wonder ook steeds hetzelfde groepje aan de macht. Met dezelfde beperkte blik op de maatschappij. Hun afstand tot wat wij de maatschappij noemen lijkt steeds groter te worden. Is het vreemd dat in de gemeenten lokale partijen een kanaal menen te zien waarlangs zij zich wel vertegenwoordigd voelen? Is het vreemd dat de opkomst maar laag is? Overigens: In 1970 werd in Nederland de opkomstplicht afgeschaft. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van dat jaar scoorde Breda een opkomst van 54%.

dinsdag 23 juni 2020

De mens is nog altijd vrij dom

Althans dat mogen we gerust afleiden uit de boekbespreking in het FD van 20 juni 2020. Het ging om het boek A.I. Alsmaar Intelligenter van Stefan Buijsman. De bespreking was van de hand van Klaas Broekhuizen. 

In het artikel vielen me twee dingen vooral op.

In de eerste plaats de onjuiste idee, dat goed schaken betekent veel zettenreeksen doorrekenen en dat de beste schaker het beste en de meeste zetten door kan rekenen. 
Maar bij iedere zet moet weer beoordeeld worden wat de beste zet is van de vele mogelijkheden die men heeft. Maar wanneer is een zet de beste? Dat hangt nu juist van de positie af. Wat heeft de tegenstander gedaan en welke dreigingen heeft hij daarmee opgebouwd? Zijn twee lopers in deze stelling beter dan twee paarden of juist niet? Als ik aan een zet geen waarde kan hechten heeft het doorrekenen van zetten in die positie geen zin. 

Natuurlijk helpt het als de computer veel zetten door kan rekenen en beschikt over de gegevens van veel partijen. Maar dat is voor de topschaker evenzeer van belang. Om aan de top te blijven moet hij vijf a zes uur per dag studeren. Het gaat steeds om het taxeren van met bepaalde zettenreeksen bereikte posities. Juist daarom maakte het nogal wat indruk toen de wereldkampioen schaken werd verslagen door de computer. Maar nog meer indruk maakte het toen de computer ook de wereldkampioen Go versloeg. Want Go is volgens de deskundigen aanzienlijk moeilijker dan schaken. Bij Go, was het commentaar, heeft het doorrekenen al helemaal geen zin. Hierbij komt het veel meer neer op intuïtie. 

Laten we deze discussie over meer of minder rekenwerk maar even laten voor wat hij is. 

Het tweede punt dat me opviel was dat het artikel minstens suggereert dat A.I., ondanks het verslaan van de beide wereldkampioenen, nog tamelijk dom is. Dat leidt volgens mij haast onvermijdelijk tot enkele mogelijke conclusies: 

- de wereldkampioen schaken en de wereldkampioen Go zijn tamelijk dom. En omdat zij de wereldkampioen zijn zijn in feite alle schakers en Go-spelers (en in hun voetspoor eigenlijk alle mensen) nog tamelijk dom. 

Of: 

- Voor het bereiken van de top in schaken of in Go is geen intelligentie nodig. 

Voor beide conclusies valt overigens wel wat te zeggen. Vandaar de kop van dit blog. En de idee dat voor schaken intelligentie nodig is ook niet nieuw. Men herinnert zich de Schachnovelle van Stefan Zweig. 

Toch valt het een beetje buiten de gebruikelijke waardering van de mens als intelligent dier. En het roept de vraag op: wat bedoelt Buijsman eigenlijk met intelligentie? Of is het boek een manier om zijn eigen angst te onderdrukken: er zijn gelukkig nog dingen die de A.I. niet kan. Een soort bezweringsformule misschien? 


woensdag 3 juni 2020

Racisme

Racisme is een belangrijk probleem. Dat is duidelijk: niemand praat er meer over. 

Er bleek een demonstratie gepland op de Dam in Amsterdam. 

Niet alleen daar trouwens. Over de hele wereld werden en worden demonstraties gehouden. We zien daarvan de foto's in de kranten en beelden op de televisie. We zouden ons kunnen warmen aan zoveel solidariteit als uit de demonstraties naar voren komt. 
 
Maar dat duurt niet lang. 
Dan kijken we niet meer naar de demonstraties, het gaat niet meer om racisme. 

We kijken naar de manier waarop Trump reageert. Is dat niet belachelijk met een bijbel voor de kerk gaan staan? 
En dreigen met het inzetten van het leger, ongelofelijk. Mag dat juridisch wel? 
Over vijf maanden zijn er presidentsverkiezingen. Als de meerderheid in de senaat nu democratisch zou zijn geweest dan had Trump er wel van langs gekregen maar de GOP steunt Trump ook in dit soort onzin. Het is deel van de verkiezingscampagne. 
 
En moet je kijken daar in Amsterdam: hadden we niet een Coronacrisis? 

Dat kan toch niet op die manier? Al die mensen bij elkaar? 

Die Halsema?  Ongelofelijk dat mens moet worden afgezet. Hoe kan ze nu zo'n beslissing nemen?  
En dat net nu we over het hoogtepunt van de Coronacrisis heen lijken te zijn. Als we nog even volhouden... 
En dan komt die stomme arrogante Halsema. Je kunt wel zien dat ze Links is.
   
We zien trouwens dat veel van die demonstranten rondlopen met mondkapjes. Er is alle aanleiding om aan te nemen dat de kans op besmetting door het virus in de buitenlucht kleiner is dan binnen. Al weet niemand precies hoe. We mogen aannemen dat de meeste demonstranten gezond zijn. Hoe groot is eigenlijk de kans op besmetting?  
Geen mens die het weet. Maar daar gaat het ook niet om. Het gaat om het principe We hadden afgesproken anderhalve meter. En gezondheid gaat voor, toch?

We hebben trouwens net de terrassen en restaurants ook weer opengesteld. Zij het dat iedereen anderhalve meter in acht moet nemen. Doen we dat ook? 

Er was een demonstratie, er waren vele demonstraties. Waar gingen die ook weer over? Racisme. 
Ach. Dat is wel belangrijk natuurlijk, maar het is niet zo eenvoudig op te lossen want als je er in duikt dan blijkt dat racisme sterk verwant is met ons groepsgevoel. 
Hoe ga je daar mee om?

Altijd als een onderwerp ons niet bevalt verleggen we de discussie. Eerst naar de procedure was dit wel de goede manier? En dan naar de schuldigen: wie is er verantwoordelijk?  

Over de procedure,  over het proces en de leiding kunnen we allemaal wat zeggen. 
Daar hebben we verstand van. We weten allemaal precies hoe je moet omgaan met een mensenmenigte die een vreedzame demonstratie houdt. Nietwaar? 
En die Halsema begrijpt er niets van...

Racisme? 

Halsema moet er uit.      

 
     

maandag 25 mei 2020

Op kuikenjacht

Bent u een natuurfotograaf?
Vroeg de vrouw die me aan het eind van de Langendijk passeerde. Ik moest toegeven dat ik ook wel eens foto's nam als ik in de natuur ben.
Natuur is natuurlijk betrekkelijk. Alle natuur in onze omgeving is door de mens aangelegd en georganiseerd. Maar we zijn al blij met een klein stromend riviertje met een wandelpad en groene planten er omheen.
Als je hier in gaat kom je langs een gans die jongen heeft.
Ik volgde de aanwijzingen en ontmoette de gans, het was een week na mijn ontmoeting met de reiger.
Als ik hem goed gedetermineerd heb is het een Canadese gans. Hij, of zij, dat kon ik niet zo goed zien liep daar rond en bewaakte vier jongen. Pluizige vogeltjes op hun eerste ontdekkingstocht in deze wereld.
 

Kleinschalige schoonheid

De regering propageert het kleinschalig genieten van de schoonheid in Nederland of andersom natuurlijk: het genieten van kleinschalige schoonheid in onze omgeving.
Daarom neem ik nu de camera mee bij mijn zondagse wandelingen. En hier hemelsbreed nog geen vijfhonderd meter van ons huis staat deze reiger op de uitkijk naar passerende vis bij de stroomversnelling in de Aa of Weerijs.

Hij heeft daar denk ik zijn vaste stek.

De foto werd genomen in mei. Eigenlijk verwachtte ik al veel vogels bezig met broeden of al met jongen maar dat was vermoedelijk nog te vroeg. Het was erg stil.

zaterdag 23 mei 2020

Data

Miriam Rasch heeft een boek geschreven onder de titel Frictie. Nu heb ik dat boek niet gelezen, maar alleen de weerslag ervan, naar aanleiding van een interview met Miriam Rasch in het Financieel Dagblad.
Wat me opviel was de opmerking: De wereld is niet in data te vangen. Als ik de tekst goed begrijp dan heeft Miriam bezwaar tegen de drang ons leven te versimpelen in data. Het is een begrijpelijke vrees.

En toch gaan mijn gedachten weer terug naar de jaren zeventig. (van de 20e eeuw wel te verstaan). In de eerste helft van de 20e eeuw vierde het reductionisme hoogtij. Men ging er van uit dat men het functioneren van mensen en dieren (eigenlijk de hele wereld) kon begrijpen door hun onderdelen te begrijpen. En dus werden mensen en dieren, werd de wereld ontleed en de onderdelen werden verder ontleed, enz. En zo kon men van alle onderdelen precies bepalen wat ze deden en hoe ze werkten.

Alleen bleef één vraag onbeantwoord: hoe komt het nu dat die onderdelen samen een mens of een dier vormen? Het leidde tot de magische uitspraak: het geheel is meer dan de som van de delen.
Het bleek de essentie van een nieuwe manier van naar de wereld kijken: de systeemtheorie.

Op een andere manier gesteld was de vraag: Wat is eigenlijk leven?
Ik heb in mijn leven verschillende malen bij een sterfbed gestaan. Je staat erbij en kijkt er naar. Het ene moment is de persoon levend en het volgende is hij dood. Wat gebeurt er op dat moment?

We zijn nu een halve eeuw verder. De wetenschap heeft de onderdelen steeds verder geanalyseerd. Inmiddels weten we precies hoeveel genen een mens heeft, we kennen de samenstelling van DNA. Door experimenten weten we nu ook dat als je sommige genen verandert, dat dan ook de mens of het dier verandert. Maar hoe het komt dat de ene cel leeft en de ander niet is nog steeds een niet beantwoorde vraag.

In die halve eeuw heeft de computer zijn intree gedaan in ons leven en het internet. Grote bedrijven verzamelen alle mogelijke gegevens - data over ons. Want nog steeds geldt zoals in de tijd voor de systeemtheorie dat meten is weten. Maar weten we nu na het verzamelen van al die data wat we lekker vinden en waarbij we ons goed voelen? Miriam heeft daar wat moeite mee en probeert haar data spoor zo klein mogelijk te houden. Maar zo klein mogelijk betekent nog niet klein. En in feite stelt ze weer dezelfde vraag: wat is eigenlijk leven?
Misschien moeten we wel leren leven zonder antwoord op die vraag. 




 
    

woensdag 8 april 2020

In tijden van Corona

Voor mij is een van de meest opvallende verschijnselen tijdens deze Coronacrisis het hamsteren van WC-papier. We hebben gezien hoe sinds het begin van het afsluiten van een deel van het publiek leven, er een run op WC-papier is begonnen. In de kortste keren waren de schappen in de supermarkten leeg. Wat doen mensen met WC-papier.
Ik heb me er niet zo erg druk over gemaakt in de verwachting dat de voorraad wel weer zou worden aangevuld voordat ik zonder zou komen te zitten. Bovendien we zullen vaak naar de WC moeten om onze voorraad krantenpapier weg te vegen. Want onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar vroeger. Dat heb je als je ouder wordt.
Maar ik weet het niet meer. Wanneer heb ik voor het eerst eigenlijk WC-papier gebruikt? En ik weet ook niet meer wat we gebruikten voor het toiletpapier, vermoedelijk ook krantenpapier, waarvan de kwaliteit toen toch ook minder was dan tegenwoordig. De kwaliteit van het papier is natuurlijk wel belangrijk, want die bepaalt in hoge mate de geschiktheid voor het gebruik als WC-papier. En de ene krant is niet de andere. Ik moet er niet aan denken dat ik de omslag van een glossy nu zou moeten gebruiken. Om nog maar niet te spreken van de drukinkt. Is die wel milieuvriendelijk en laat ie geen zwarte letters na op mijn edele delen?
Er is papier genoeg zegt men, maar nog steeds is de aanvoer bij de supermarkt zeer onregelmatig. De verpakking van vier rollen die ik gewoonlijk meeneem als de voorraad daartoe aanleiding geeft, is soms niet beschikbaar, zodat ik noodgedwongen een verpakking van tien rollen meeneem. Maar daar is onze bergruimte eigenlijk niet op berekend.

Ik zag in de Washington Post dat de run op WC-papier niet alleen in Nederland speelt. Het artikel gaf een aardig beeld van het WCP-probleem. En passant werd vermeld dat de introductie van WCP niet van een leien dakje ging.
WCP werd geïntroduceerd in de jaren 1940 (geen wonder dat ik me niet kan herinneren hoe dat ging toen ik klein was: WCP aan de rol bestond nog niet). Men moest heel agressieve reclame campagnes hanteren die huisvrouwen in paniek brachten en waarbij chirurgen met handschoenen en scalpels zeiden: 'Het is jammer dat ze geen fatsoenlijk WCP kocht voor haar man.'

Maar er blijken toch veel wetenschappelijke problemen te rijzen rond WCP: vrijwel iedere universiteit heeft er mee te maken: wat beweegt sommige mensen (als er twee rollen hangen, zoals in veel openbare toiletten het geval is) om altijd te trekken van de volle rol, terwijl anderen altijd trekken van de leegste rol?

Het kan natuurlijk niet uitblijven: er ontstaat een zwarte handel in WCP, waar mensen informatie uitwisselden over waar nog WCP te krijgen is. En dat is niet alleen van vandaag.
Helemaal bont maakte een manager bij de Philadelphia Veteranen het die al in de jaren 1990 voor $ 34000 WCP van het stadion stal en daarmee de tegenstander in verlegenheid bracht. Het schandaal leidde tot een opmerkelijke uitspraak van een gemeente ambtenaar: 'Man hij veegde het hele stadion leeg.'

Ik heb me onlangs in een onbewaakt ogenblik nog geabonneerd op NRC Next voor het weekend. Ik denk dat ik voorlopig papier genoeg heb, ook als het WCP een tijd niet kan worden geleverd... 

dinsdag 7 januari 2020

Een nieuw jaar

Het heeft weinig zin om, in een discussie die gaat over de vraag of je nu twintig-twintig moet zeggen of tweeduizend twintig, een beetje sikkeneurig aan te komen zetten met de kanttekening dat het bereiken van 2020 nog niet het begin van een nieuw decennium betekent. Het is nog maar de vraag of er nog iemand is die het interessant vindt wanneer een eeuw of een decennium begint. Maar we kunnen deze periode bij wijze van tegemoetkoming wel aanduiden met de jaren twintig,
De jaren twintig zijn zeker wel begonnen met de onvermijdelijke gesprekken over het klimaat, de natuur, stikstof en broeikasgassen. Nu ook aangevuld met een vega-discussie. De snelle toename van nepvlees dreigt al te leiden tot een tekort aan grondstoffen (zei de krant). Ook hier zie je een taalprobleem. Want tot dusver halen we de vegaburger bij de slager. Moeten we die slager dan niet eigenlijk gewoon groenteboer noemen?
Gelukkig hebben we daar als individu al weer weinig over te zeggen. Op een gegeven dag blijkt dat iedereen om je heen twintig twintig zegt of tweeduizend twintig. Een discussie over hoe het moet en wat het beste is wordt gewoon achterhaald door de praktijk. Zo gaat het waarschijnlijk ook met de vegaslager.
Het nieuwe jaar is dus weer begonnen met de nieuwjaarswensen in de richting van iedereen die je voor het eerst ontmoet in twintigtwintig. En dus ook de eerste verjaardagen, het is opmerkelijk hoeveel verjaardagen in iemands netwerk rond de jaarwisseling vallen. En als jezelf ouder wordt wordt blijkbaar ook je netwerk ouder. En dus:
Nadat we de gastvrouw en de andere leden van het kleine gezelschap begroet en gefeliciteerd hebben en onze keuze voor het gebak bepaald, kijken we eens om ons heen. Ik ben terecht gekomen op een bank naast een man die Jan heet.
De vraag in mijn richting hoe het nu gaat, vestigt de aandacht op mijn oren, met een verwijzing naar de dubbele oorontsteking die me in de loop van november volledig doof maakte. Inmiddels kan ik in de meeste gevallen met afzonderlijke mensen wel weer communiceren, maar in groepen blijf ik toch het gevoel houden dat het beter moet kunnen. Het geeft een contact met Jan wiens oren ook niet meer bevredigend functioneren. maar hij is wel zeer tevreden over het gehoor apparaat dat overigens niet opvalt. Het gesprek leert dat hij bij dezelfde KNO-arts terecht is gekomen als ik. Dat geeft een band.
Onze gastvrouw staat zich inmiddels af te vragen of een van haar vaste vriendinnen de afspraak wel heeft onthouden. Er is aanleiding om aan te nemen dat die vriendin minstens een begin van dementie heeft.
Terwijl onze koffie wordt ingeschonken zie ik dat de handen van onze gastvrouw behoorlijk trillen. Heeft zij Parkinson? Gelukkig komt de dementerende vriendin u binnen en is het gezelschap compleet.
Jan vertelt me dat hij weliswaar gehandicapt is via zijn gehoor, maar dat zijn partner die tegenover ons zit het zeker ook niet gemakkelijk heeft. Van haar netvlies is nog maar een klein maanvormig sikkeltje bruikbaar, waardoor ze nauwelijks kan lezen. Gelukkig zijn er tegenwoordig geweldige technische hulpmiddelen waardoor ze toch kan 'lezen'.
Ik kan bevestigen dat dat een probleem is, want ik heb een vriend die aan beide ogen macula degeneratie heeft. Dat brengt met zich mee dat hij de dingen alleen kan zien als hij er langs kijkt. Maar deze opmerking gaat verloren want de ziekte van de partner van Jan is weer anders. Het resultaat is dat ze bijna niets ziet. Ze heeft echter wel een geweldig geheugen en dat compenseert voor een deel haar slechte gezicht.
Ik kijk nog eens en zie hoe zijn partner zoekt naar haar glas. Ze wordt geholpen door haar buurvrouw, waardoor duidelijk wordt dat ze inderdaad niet veel ziet. Als ze haar glas gevonden heeft tilt ze het mee twee trillende handen op.
We proosten met zijn allen: op een gelukkig 2020 en tot volgend jaar weer.