maandag 23 maart 2015

Toilet

Misschien zijn onbemande schepen onder omstandigheden toch niet zo gek. De reeds eerder genoemde facebooksite van Shell Tankers maakte melding van het volgende voorval.
De (Duitse) onderzeeër U-1206 werd in bedrijf genomen in maart 1944. De bemanning oefende gedurende de rest van 1944 met deze boot, om in april 1945 te gaan patrouilleren in de Noordzee. Het werd een korte en de enige patrouille van deze boot.
Aan boord was n.l. een nieuw type toilet ingericht, dat het mogelijk moest maken ook op grotere diepten te worden gebruikt. Het toilet was zodanig gecompliceerd dat een van de bemanningsleden (men neemt aan de kapitein) die daarop een grote boodschap moest doen een fout maakte. Er moest een machinist aan te pas komen om het toilet te repareren, maar deze vergiste zich opende de verkeerde afsluiter. Hierdoor stroomde water de boot binnen en in de accuruimte. Het zeewater in combinatie met het accuzuur veroorzaakte chloorgas, een zeer vervelend gas.
Er zat maar een ding op: de boot moest naar de oppervlakte, maar bevond zich op dat moment dicht onder de Engelse kust. Terwijl de bemanning druk bezig was het chloorgas te verdijven werden ze gespot en beschoten.
De boot was niet meer te redden; bemanning werd gevangen genomen en de onderzeeër verdween naar de bodem van de Noordzee. (Daar werd hij later terug gevonden bij de aanleg van een kabel).
Er is reden om aan te nemen dat dit ongeluk niet zou zijn gebeurd als de bemanning had bestaan uit robots.
    

Afzonderlijke berichten

Op de faceboek pagina van Shell Tankers werd een foto geplaatst van de schepen van de toekomst. Schepen die automatisch worden aangestuurd en varen zonder bemanning. Nog niet alle moeilijkheden zijn overwonnen, maar over twintig jaar...
Hoeveel mensen zullen nog werk vinden in de scheepvaart als alle transport is geautomatiseerd? Je moet niet pessimistisch zijn in die dingen. Het antwoord zit denk ik in de wet van behoud van ellende. Vermoedelijk zullen er zoveel robots gebreken vertonen of gehackt worden dat dat op zichzelf een uitgebreide staf van deskundigen en veiligheidsexperts vereist, al dan niet aan boord. En vermoedelijk zullen veel militairen aan boord moeten zijn om de piratierij op onbemande, maar wel gehackte schepen te beteugelen. 

In het Financieel dagblad las ik dat men in de biotechniek inmiddels zover is gevorderd dat steeds meer zieke lichaamsdelen kunnen worden vervangen door gezonde exemplaren. Het artikel sloot met de opmerking dat de dood tot nu onvermijdelijk binnen afzienbare tijd steeds meer een kwestie van keuze zal zijn. De kosten van de geondheidszorg zullen zeker nog omhoog moeten om dat te kunnen bereiken.

Piketty laat zien dat de tendens van de laatste dertig jaar is dat de inkomensverdeling steeds schever wordt. Een gevolg van het feit dat de opbrengst van kapitaal hoger is dan die van arbeid. Hij is niet de enige, Het verschijnsel van de steeds schevere inkomensverdeling wordt inmiddels door velen gesignaleerd. Zo zegt Stiglitz dat van de economische groei (datgene wat we per jaar meer krijgen) 93% gaat naar de rijkste 1% van de bevolking (maar dat is Amerika; in Nederland zijn we nog niet zover). De gevolgen van de scheve inkomensverdeling zijn niet echt aantrekkelijk, ze drukken zich uit in hogere criminaliteit, duurdere gezondheidszorg, kortere levensverwachting. Er zijn maar weinigen die zich daarover opwinden.

Piketty constateert ook dat de wereld bevolkingsgroei nu kan worden geschat op 0,8%, wat betekent dat er jaarlijks de bevolking van een land als Frankrijk (ca 65 miljoen mensen) bijkomt op deze wereld.
Vraagje: hoeveel mensen van de ongeveer 8 miljard mensen die rond 2030 op deze aarde kunnen worden verwacht, kunnen genieten van de keus om niet dood te gaan?



  

zaterdag 21 maart 2015

Schakers

Als ik op zaterdag in de auto zit staat gewoonlijk de radio aan met het programma van radio1. Vanmorgen vielen we in het programma de Taalstaat. Iemand - maar dat is het kenmerkende van de autoradio: je valt in een programma en je valt er weer uit, afhankelijk van de lengte van je rit - vertelde zijn roman van 149 woorden, een verhaal over twee russische schakers met onuitspreekbare namen. Een roman van 149 woorden is nog te overzien en aan te horen, zelfs als je in je auto maar een korte rit maakt. Maar in dit geval was ik maar voor de helft met mijn gedachten erbij. Want terwijl ik iets hoorde over iemand die een van de schakers met het schaakbord te lijf ging, gingen mijn gedachten weer terug in de tijd; de tijd dat ik zelf nog tegen een Russische grootmeester schaakte. Het was denk ik 1954. In Amsterdam vond de tweekamp plaats tussen Botwinnik, regerend wereldkampioen en Smyslov, zijn uitdager. Allebei Rus, maar met in ieder geval gemakkelijk uitspreekbare namen. De wedstrijd over 24 partijen eindigde in 12-12, waardoor Botwinnik zijn titel behield.
In de marge van de titelstrijd gaven de beide spelers en enkele topspelers uit Nederland simultaanséances. En zo kwam ik samen met een groot aantal anderen tegenover Smyslov. Het gebeurde in de galerij aan het Oosteinde. De galerij zou later worden afgebroken om plaats te maken voor de Nederlandse Bank. Zoals simultaanspelen gebruikelijk speelde Smyslov met wit en moest ik mijn zet doen als hij weer bij mijn bord kwam. Dat gaat altijd te snel. Als je een beetje stelling hebt opgebouwd heb je enige tijd nodig om een behoorlijke zet te vinden. Ik zat dan ook met een oog op mijn bord en een ander in de richting van Smyslov die van rechts naderde. Ik wist dat als ik hoorde dat mijn buurman zijn zet deed, ik weer aan de beurt was. Bovendien moest ik voor de geschiedenis mijn partij noteren en deed dat met een vulpen, wat toen niet ongebruikelijk was (de ballpuntpen was nog maar nauwelijks geïntroduceerd in Nederland en duur). De vulpen had een ander nadeel: hij lekte gemakkelijk. Het was altijd een bijzonder beeld al die schakers achter hun bord, starend naar de stelling met hun vulpen in de hand, terwijl ze gespannen, maar gedachteloos het dopje op en af schroefden.
Ik had geen schijn van kans tegen Smyslov en gaf op na een zet of twintig. Maar ik had wel een andere kans; ik vroeg hem zijn handtekening te zetten op het notatie blad. Wel, dat vragen ging in gebarentaal: ik reikte hem mijn notatiepapiertje aan met de ene hand en mijn vulpen met de andere hand. Het dopje eraf: hij kon meteen schrijven. In mijn onhandigheid gaf ik hem de vulpen met het schrijvende deel naar hem toe. Hij greep - hij was vermoedelijk ook met zijn gedachten maar voor de helft bij de situatie - en had zijn hand vol inkt. Er was enige consternatie voor de inkt weer was afgeveegd. Maar toen kreeg ik toch zijn handtekening. Een aardige man die Smyslov.

vrijdag 13 maart 2015

Banken

Ergens in mijn archief bevindt zich nog een boekje met een rekening bij de Rijkspostspaarbank. De rekening werd geopend kort na mijn geboorte op een postkantoor in Amsterdam-Zuid aan de Waalstraat. Enkele jaren later werd de rekening bijgehouden op het postkantoortje Watergraafsmeer aan de Middenweg (zie foto). De eerste storting op het boekje was een bedrag van fl 2,50, een bedrag waarvan ik nu misschien een kwartier kan parkeren op de Kamerlingh Onnesweg. Die Kamerlingh Onnesweg begint op de plaats waar vroeger dat postkantoor(tje) stond. De Rijkspostspaarbank gaf een veilig gevoel, daar werd goed op mijn geld gepast. Na de oorlog groeide mijn spaarsaldo langzaam; dat ging met centen en dubbeltjes. Later, toen ik geld ging verdienen en door mijn werk regelmatig in het buitenland kwam, ried mijn vader me aan dat geld op een rekening te zetten bij de Nederlandse Handelmaatschappij (NHM), een bank met internationale contacten. Zo gezegd zo gedaan. Het spaarbankboekje bij de Rijkspostspaarbank bleef liggen, half vergeten met een saldo van fl 4,85. Toen ik in 1979 de rekening ophief moest er nog vanaf 1955 achterstallige rente op worden bijgeschreven. Het saldo bleek daardoor aangegroeid tot fl 20,70.
Mijn relatie met de NHM heeft niet zolang geduurd, want mijn bank met internationale relaties fuseerde met de Twentsche Bank en werd Algemene Bank Nederland (ABN). Het was inmiddels 1964 geworden en de wereld van de banken veranderde snel. Het chartale geld werd minder belangrijk; alles moest giraal. Voor de banken werd het minder van belang hoe veilig mijn geld werd beheerd, maar hoe groot de bank was in vergelijking met andere banken. Wat dat betreft ging het wel goed: de ABN inmiddels gefuseerd met de Rotterdamse Bank tot de AMRO bank was uitgegroeid tot de 15e in grootte op de wereld. De bank had 110 000 medewerkers (fte's) met 4500 vestigingen in 53 landen. Maar als organisaties groeien wordt het steeds ingewikkelder om ze te leiden en te sturen.
Hoe ingewikkeld zien we in het boek Joris Luijendijk Dit kan niet waar zijn. 
Het verontrustende voor mij is ondertussen niet dat de besturing van de bank ingewikkeld is geworden. Dat wist ik zonder Luijendijk ook wel. Het verontrustende is dat er een bijna volledige scheiding blijkt te bestaan tussen de stuurorganen van de banken (raad van bestuur en CEO's) aan de ene kant en de uitvoerende organen waarin de Quants een dominante rol lijken te spelen aan de andere kant. De Quants zijn de wiskundig genieën die de modellen ontwerpen waarmee de miljoenen en miljarden moeten worden verdiend voor de bank. De Quants spreken en denken in de taal van de modellen en blijken volledig vervreemd van de sociale werkelijkheid. Zij worden niet begrepen door de top van de bank, maar die heeft er veel geld voor over om de beste in dienst te nemen. En de beste is hij die met zijn model het beste resultaat heeft gehad. Hoe ver de Quants van de werkelijkheid waren gekomen mag blijken uit het boek The Quants, De Quants, van wie een aantal inmiddels voor zichzelf was begonnen en grote bedragen verdiende als hoofd van een hedgefonds, zagen volgens dit boek de onverwachte koersdaling die de crisis zou inleiden pas op 7 augustus 2007 en werden daardoor blijkbaar volledig verrast.  Bijna een jaar eerder (in oktober 2006) was PJ Morgan, een van de belangrijkste zakenbanken al begonnen zijn belang in de hypotheken af te stoten. De ervaren bankier Jamie Dimon van Morgan had al gezien dat de huizenmarkt in de reële wereld aan het instorten was.
Verontrustend is tevens dat er ook in de observaties van Luijendijk weinig aanleiding is om aan te nemen dat het in de toekomst anders zal gaan. Het geloof in wiskunde en statistiek is stevig verankerd in onze maatschappij.
  

vrijdag 6 maart 2015

In de lift

Onze flat, het omhulsel van ons dorp, beschikt over twee liften die de verschillende etages met elkaar verbinden. De lift rijdt zonder vaste dienstregeling. Hij komt op afroep. Dat weet iedereen. Het gebruik komt daardoor net boven de bewustzijnsdrempel uit. Men stapt min of meer automatisch in en uit. Soms realiseert men zich zelfs niet of de lift omhooggevallen gaat of omlaag. De lift heeft twee deuren. Als men op de begane grond instapt via de ene deur moet men op de plaats van bestemming via de andere deur er weer uit. En omgekeerd natuurlijk. Als men het huis verlaat gaat men delift in via de andere deur en verlaat hem door de ene.
Toen ik op de 8e etage instapte via de andere deur op weg naar mijn derde etage trof ik daar WvR van de vierde aan die juist probeerde via de ene deur, maar tevergeefs, de lift te verlaten. Hij meende op de begane grond te zijn. Hij keek me verstoord aan en zei de deur zit aan de verkeerde kant, daar moet je wel wat aan doen. Je moet ze schrijven.
Ik zit uiteindelijk in de technische commissie. Ik beloofde ze te schrijven.
Een dag later kwam ik WvR weer tegen. Hij verliet de lift door de ene deur op de begane grond, terwijl ik instapte.
Heb je ze nog geschreven? vroeg hij.
Ik bevestigde: Ze hebben er ook onmiddellijk wat aan gedaan, dat zie je.
Ja, zei hij, ik zie het. Die deur zit nu weer goed.