vrijdag 26 januari 2018

Varkens

Dezer dagen is de koe Hermien voldoende nieuws om er de krant mee vol te schrijven. Hermien zet het nieuws dat het voor de apocalyps 2 minuten voor twaalf is volledig in de schaduw. De mens lijkt murw voor rampen die dreigen te gebeuren en heeft behoefte aan kleinschalige heroïek. Ook het nieuws dat de gouverneur van Haïti het wachtwoord van zijn Twitter account was vergeten en daarom te laat kon waarschuwen dat de raket die op het eiland was afgevuurd nep was viel in het niet bij de acties van Hermien. Het is spannend en inmiddels lijkt iedereen Hermien de vrijheid wel te gunnen.
De krant van vanmorgen herinnerde aan de ontsnapte varkens Butch and Sundance die met hun vlucht voor de tocht naar het abattoir eerst lokaal en tenslotte wereldnieuws werden.
Zover kwam het met het varken van Toon niet. Toon, onze buurman, fokte biggen tot ze voldoende zwaar waren voor een volgende stap in de richting van ons varkenshaasje. Voor die volgende stap kwam eens in de zes weken een vrachtwagen het erf oprijden, meestal zo vroeg dat we werden gewekt door het gegil van de jonge varkens die vanuit de warme stal de vrachtwagen werden ingedreven.
Eenmaal ging het fout. Eenmaal ging een van de varkens ervan door tussen de grijpgrage handen van de vrachtwagenchauffeur en die van Toon door en buitenom de schuur langs richting het vrije veld.
Het varken had echter geen vooropgesteld plan naar het schijnt en hij bleef op het erf van Toon. Om van dat erf af te komen moest het trouwens door een ondiepe sloot of langs de wachtende vrachtwagen.
Voor onze verbaasde ogen ontplooide zich het schouwspel van een rennend varken dat luidkeels schreeuwde. Het werd op een paar meter gevolgd door Toon die met een stok liep te zwaaien en daarachter Nel, zijn vrouw, die Toon wilde helpen. Nadat deze optocht twee keer langs was gekomen slaagde Toon erin het opgejaagde dier toch in de vrachtwagen te krijgen.
En daarmee bleef deze ontsnapping alleen maar zeer lokaal nieuws. Nieuws dat denk ik het erf van Toon niet afgekomen is.

dinsdag 2 januari 2018

Op een tropisch eiland (kort verhaal)

Nog een uur, nog een uur en dan zal de ochtendnevel wel optrekken. Eigenlijk is het vreemd deze nevel, ongebruikelijk voor deze omgeving. Wellicht heeft het te maken met de zware regenval van gisteravond en de voor de tijd van het jaar lage temperatuur. Ach dat zal allemaal snel beter worden als het met het rijzen van de zon warmer wordt. Zoals het nu is zie ik eigenlijk alleen het profiel van de vijf palmen vlak voor me. Silhouetten eigenlijk, terwijl het vroege daglicht de nevel een vreemde gele kleur geeft.

Ach, eigenlijk begin ik zelf nog maar net wakker te worden, de nevel tussen de palmen is een soort afspiegeling van de nevel in mijn hoofd. Die sangria van gisteravond is zeker nog niet helemaal uitgewerkt. Of helemaal nog niet. De wereld ziet er nog steeds nevelig uit. Het duurt wel lang voor die mist optrekt.
Sangria? Heb ik sangria gedronken gisteravond? Dat moet wel, want anders was dat niet bij me opgekomen. Die moet wel sterk geweest zijn; ik herinner me het nauwelijks.
Wel dat meisje, hoe heette ze ook weer? O ja, Samantha was het denk ik. Wat is dat een mooie meid. En heet..! Wat was die meid heet. Want dat weet ik nog wel, daar aan die bar met die slanke handen van haar over mijn broek. Die slanke handen, ze kon wat mijn eerste vriendin ook kon: haar duim haaks achterover op haar gewricht draaien. Dat ben ik daarna nooit meer tegen gekomen. Maar dat gekke duimgewricht hinderde ons helemaal niet, wat heeft die meid een heerlijk lichaam. En volgens mij zie ik haar lippen nog tussen die palmen. Net zoiets als de glimlach van de kat bij Alice die nog bleef hangen toen de kat al weg was. Is Samantha daar ergens in de nevel?
We waren Samantha tegen gekomen op de markt van Havanna. Daar liep ze met die kleurige sarong voor ons uit, kletsend met de kooplui biedend op het fruit dat daar was uitgestald, flirtend en lachend tot ze uiteindelijk een gigantische meloen kocht, die ze – ‘s lands wijs ‘s lands eer – op haar hoofd wilde meenemen. We maakten van de gelegenheid gebruik en boden aan de meloen voor haar naar haar huis te brengen. Ze keek ons taxerend aan – wat heeft die meid een lippen. Ze lijkt trouwens op mijn eerste vriendin, hoe heette ze ook al weer? Oh ja, Herma. Dezelfde vorm van het gezicht, alleen Samantha heeft zwarte haren en die lippen dan natuurlijk. Ik zie ze nog trouwens, ze hangen daar nog steeds ergens in de nevel naast die palm. Dat gesprek tussen Alice en die kat was trouwens wel geweldig.
Alice: Zoudt u mij misschien kunnen zeggen welke kant ik uit moet gaan?
Kat: Dat hangt er nogal van af waar je heen wilt.
Alice: Het kan me niet schelen waar ik heen ga.
Kat: Dan geeft het ook niet veel welke kant je uit gaat.
Als je niet weet waar je heen wilt, maakt het niet uit welke kant je uitgaat. Prachtig.
Maar we waren bezig met die meloen. We – ik praat maar steeds over we. Er was nog iemand. Dat moet Bert geweest zijn. Volgens mij zijn we samen de stad in gegaan in de bloedhitte. Bert had nog een zomerhoed opgezet en dat had ik vergeten. De zon prikte op mijn hoofd. Ik dacht er nog over om van mijn zakdoek een hoofddeksel te knopen, maar toen ik daaraan dacht kwamen we al op de markt en tussen de kramen was voldoende schaduw. Samantha bleek maar een heel klein huisje te bewonen, zoals veel van die huizen op palen met een veranda rond de enige kamer. In die kamer moest alles gebeuren: eten, slapen, koken. Daarom stelde ik voor om maar ergens wat te gaan drinken. Samantha wist wel een geschikte bar, zei ze. En zo kwamen we in die bar terecht.
Bert verdween al gauw, hij moest nog talkpoeder kopen en een paar bruikbare schoenen. Ik bleef met Samantha en de sangria natuurlijk aan die bar. Ik voelde een natuurlijke band en we kwamen steeds dichter bij elkaar en… Het is natuurlijk volkomen verkeerd om bij die temperatuur zoveel sangria te drinken. Met zulke mooie ogen voor je kun je ook niet op tijd stoppen.
Wat is er toen toch verder gebeurd? Hoe ben ik hier terecht gekomen? Waar is Samantha gebleven?
– Samantha!?
– Ja schat, ben je wakker geworden?
Heel langzaam trekt de mist wat op, althans die in mijn hoofd. Ik lig kennelijk in bed.  
Ligt Samantha naast me? Heb ik de nacht met haar in hetzelfde bed gelegen? Is er nog wat gebeurd? Of was ik al te ver heen? Ik kan mijn handen wel weer bewegen. Nu eens voelen of Samantha inderdaad naast me ligt. Mijn hand glijdt voorzichtig opzij en voelt inderdaad de naakte huid, die heerlijke naakte huid. Samantha reageert meteen.
– Dat is lekker schat, streel me nog wat meer.
Mijn hand gaat zachtjes verder, terwijl ik voel dat Samantha zich een klein beetje naar me toe draait. Haar benen gaan iets uit elkaar. Mijn hand glijdt tussen haar benen en…
– Nee nu nog niet, lieverd, laten we eerst gaan ontbijten.
Ik ben plotseling klaar wakker en bekijk de wereld om me heen. Op mijn eigen kamer, de palmen met de lippen ernaast staan op de poster die ik vorige week gekregen heb.
En Samantha? Ik ken helemaal geen Samantha. Ik kijk naast me en daar ligt inderdaad een jonge vrouw, geheel naakt ze kijkt me aan en zegt:
Dag schat, bevalt het wat je ziet?
Ik kijk nog eens en inderdaad daar ligt de sekspop die we voor dit weekend hebben gehuurd.