zondag 24 januari 2016

Antenne

We hebben een antenne op het dak.
Ergens in het afgelopen jaar kwam er een medewerker van de KPN om uit te zoeken hoe de glasvezelkabel die de antenne zou verbinden met het netwerk van de KPN van beneden naar boven zou moeten worden aangelegd. Het was een gemoedelijke man met veel dienstjaren en het uitzicht op een komend pensioen, dat hij in Frankrijk zou doorbrengen. In dit geval was hij werkvoorbereider. Gezamenlijk liepen we de flat door, tot we de toevoerkabel van de bestaande verbinding hadden gevonden.
'Het is,' zei de man, 'het beste om maar binnendoor te gaan.'
Dat leek me een goed plan, al was er tegen de buitengevel al een kastje geplaatst dat ook gebruikt zou worden voor de aansluiting van de antenne. Maar dat kastje was niet van de KPN.
Toen we de plaats hadden gevonden waar de blauwe kabel van de KPN binnen kwam, pakte de man zijn mobiele telefoon en maakte een foto; hij volgde het hele traject van de kabel en maakte op alle punten die hem van belang leken foto's. Zo'n mobiele telefoon is toch wel handig. Het spaart een hoop aantekeningen en schetsen uit.
De bestaande kabel bleek te lopen door de opeenvolgende meterkasten op de tien etages.
'Kijk,' zei de man, 'we kunnen gebruik maken van de pijpen waar de bestaande kabel door heen gaat, want de glasvezelkabel is maar dun.'
Hij maakte de nodige foto's om het traject vast te leggen.
Ik kon het niet goed beoordelen, maar het leek zeer plausibel. Helemaal boven moest de kabel nog door de liftmachinekamer voor hij op het dak uitkwam. Ook dat leek geen probleem: in de liftmachinekamer zat een loze pijp die groot genoeg was en in de vloer verdween. Ongetwijfeld naar de meterkast van de bovenste etage. Misschien had dat even moeten worden gecontroleerd.
Na nog een praatje verdween de man. Hij hoefde zelf de kabel niet te leggen en bovendien was de antenne op dat moment nog niet geplaatst.
In november werd de antenne geplaatst. En in januari werd ik opgebeld, dat men de kabel wilde aanleggen. Officieel had ik daar niets meer mee te maken, maar omdat ik het voortraject had meegemaakt maakte ik daar geen punt van. We maakten een afspraak en de volgende morgen stonden er twee mannen op de stoep. Een grote en een kleine, de kleine leek naar de stem te oordelen een vrouw te zijn. Hij of zij - er was geen aanleiding om dat verder te onderzoeken - had een tablet, waarop ik zag dat de foto's stonden die bij de vorige gelegenheid waren genomen.
'We moeten in de fietsenstalling zijn,' zei de grote man, aan wie ik inmiddels de nodige sleutels had uitgeleend. Hij wees op een van de foto's.
Ik leidde het paar langs de plaatsen waar de foto's waren genomen. Toen we helemaal boven waren, dachten ze dat ze het verder wel alleen af konden: ze gingen materiaal halen en kabel trekken. Ik ging naar huis.
Na een uur ging de bel. Ze kwamen de sleutels terugbrengen. Ik vroeg of alles goed gegaan was.
'Nou nee,' zei de grote man, 'het werkt niet. We kunnen op deze manier niet de kabel trekken. Trouwens die loze pijp in de liftmachinekamer is niet alleen loos, maar loopt ook niet door.'
'En nu?'
'Nu gaan we buitenom, we maken gebruik van de kabelgoot (die inmiddels was aangelegd) vanaf dat kastje beneden. Maar dat mogen wij niet doen, dus daar komt iemand anders voor.'
De kleine persoon die vermoedelijk een zij was, had het tablet inmiddels opgeborgen. Van de foto's zal naar mijn schatting geen gebruik meer worden gemaakt.  
     

donderdag 7 januari 2016

De tandarts

Ik lig op mijn rug in de stoel van de tandarts. Als ik omhoog kijk - en veel andere kanten kan ik niet uitkijken - kijk ik in de prachtige ogen van de tandarts. Ze heeft prachtige ogen en ik ben gefascineerd door de concentratie en aandacht waarmee ze in mijn mond kijkt. Nou ja, kijken, ze is aan het werk en ik sper mijn mond zover mogelijk open, probeer mijn tong een beetje stil te houden en de slikimpuls te onderdrukken. Eigenlijk is dit niet zozeer een tandarts stoel als wel een operatietafel. Want naast de tandarts die met twee handen het gat voor een vulling staat uit te slijpen, staat ook de assistente. En zij probeert mijn mond weer leeg te zuigen, want de boor van de tandarts wordt gekoeld met water.
De assistente heeft een haast onmogelijke taak; ze kan niet zo goed in mijn mond kijken omdat de tandarts haar het uitzicht voor een deel beneemt. Als ik mijn ogen een beetje draai, terwijl ik mijn mond in de goede stand probeer open te houden kan ik een stukje van de assistente zien. Ik zie hoe ze probeert om de handen van de tandarts heen te kijken waar het water in mijn mond terecht komt. Daar steekt ze de afzuig in. Meestal gaat dat goed, maar soms prikt ze een beetje te ver en dreig ik te stikken. Er zitten nu drie handen in mijn mond die al gevuld was met een paar wattenrolletjes om het vocht te absorberen.
Ik lig niet zo gemakkelijk in deze stoel, want eigenlijk is de zitting te kort, terwijl mijn voet geen steun heeft; mijn knie hangt een beetje over de rand van de zitting heen en begint ongemakkelijk te voelen, ik probeer met mijn andere been het ene wat te steunen, maar veel helpt het niet.
En terwijl ik daar zo lig met drie handen in mijn mond, terwijl het boren maar ternauwernood langs de zenuwen van mijn kies gaat moet ik denken aan de tandarts in Amsterdam in de eerste jaren na de oorlog. Ik kwam daar om het beugeltje in mijn mond te laten bijstellen. De tandarts stelde het vaak zo strak af dat ik er na een paar uur last van kreeg en het beugeltje maar in mijn zak stak. Ik denk dat de tandarts toen ook al een automobiel tijdschrift in de wachtkamer had liggen, maar het enige wat ik me van de tijdschriften in zijn wachtkamer kan herinneren is de aanmoediging om een dr Hushkind sigaret te roken.
Die tandarts had denk ik nog geen assistente; hij had het wel druk en patiënten kregen niet meer dan tien minuten voor een afspraak. Die tien minuten waren toen de tijd daar was lang genoeg om een verdoving te zetten en dan de volgende patiënt te behandelen voor mijn kies werd getrokken. Maar ja dat alles is al weer zestig jaar en meer geleden. En sindsdien is de tandarts meer met kiesbesparende operaties bezig dan met kiezen trekken die in de weg zitten.
Zo, zei de tandarts, terwijl ze de laatste watten uit mijn mond haalde en de assistente haar zuigapparatuur schoonmaakte, u kunt er weer een tijdje tegen. U begrijpt wel dat het langzamerhand alleen maar lapwerk is, hè? Als onder deze vulling weer een gaatje ontstaat dan kan ik het niet meer repareren.
Ik knik berustend, blij dat ik mijn wangen weer in een gewone houding kan brengen en kijk nog eenmaal in die prachtige ogen.
Tot de volgende keer.