maandag 27 april 2015

Horen

De geleidelijke aftakeling van de ouder wordende mens gaat gepaard met hulpmiddelen die de achteruitgang zo goe mogelijk moeten compenseren. De nieuwe hulpmiddelen leiden daarbij weer tot nieuwe gesprekken. Zo is de erkenning dat ik een gehoor apparaat heb al gauw goed voor een paar vragen: bij wie ben je geweest? En helpt het? Of gôh, je ziet er niets van. Hoe groot is die van jou? De mijne is veel groter (of kleiner), maar blijkt bij nader inzien toch even groot.
Ja, zei mevrouw M., maar je kunt ook weer rare dingen meemaken. Een vriendin heeft ook een gehoorapparaat, maarmerkte toen ze in bed stapte dat ze vergeten had het uit haar oor te halen. Ze had geen zin meer om weer uit bed te gaan en legde de beide apparaatjes in een hoekje op het nachtkastje van haar bed. De volgende morgen bleken de beide apparaatjes te zijn verdwenen. Na enig zoeken werden ze terug gevonden op de vloer. Het ene apparaatje was inmiddels zonder batterij.
Het bleek dat de kat ze in de loop van de nacht had ontvreemd, want zei de vriendin: katten zijn gek op oorsmeer.

Subsidies

De voorzitter van de Vrienden van de Kamermuziek vertelde dat het bestuur die middag had besloten de vereniging op te heffen. Weliswaar ontbrak het quorum voor een definitief besluit, zodat er een nieuwe vergadering nodig zou zijn. Maar er was weinig aanleiding om aan te nemen dat de opheffing niet door zou gaan. De vereniging was opgericht in 2005, om te voorkomen dat het besluit van de gemeente om de subsidie aan de kamermuziek te beëindigen zou worden doorgevoerd. De lobby was succesvol geweest en de vereniging had kunnen doorgaan met gesubsidieerd muziek maken. In 2012 was echter de Nieuwe Veste verzelfstandigd en via afspraken met de Nieuwe Veste was er een redelijke mate van zekerheid verkregen dat de Kamermuziek ook in de toekomst mogelijk zou blijven. De vereniging verloor daarmee zijn taak en kon worden opgeheven. Het verhaal maakte duidelijk dat lobbyen bij de gemeente succes kan hebben. Maar onduidelijk was, op grond van welke motieven de gemeente in eerste instantie de subsidie had ingetrokken en in tweede instantie weer had toegekend.
D66 stelt zich op als de voorvechter van een transparant openbaar bestuur en had er daarom op aangedrongen dat er een subsidie register zou komen. Dat register is er inmiddels en het geeft een overzicht van alle subsidies die door de gemeente worden uitgekeerd gerangschikt naar doelstelling. Niet alle doelstellingen zijn even duidelijk, zo leek me de doelstelling "Fonds Cultuur en Erfgoed" nogal vaag: wat zou eigenlijk bereikt moeten worden?
Daarnaast kun je je afvragen wat de winst is van het in een overzicht plaatsen van de doelstelling Toeristische informatie met de doelstelling Stapsgewijze realisatie van evenredige maatschappelijke en/of economische participatie.
Wordt de wereld hiermee transparanter? Wat gaan we eingelijk doen als we die informatie hebben? Mijn vraag was: wie houdt dat bij en wat kost dat aan tijd?
Het antwoord was eenvoudig: De ambtenaren en weinig.
Er ontstond enige correspondentie met leden van de fractie over hoe eenvoudig de aanvraag van een subsidie in de huidige tijd is. De stelling: het gaat allemaal digitaal bleek niet geheel juist, toen ik besloot om de eenvoud te testen een subsidie aan te vragen voor een fictieve Stichting voor Ouderen in Flatgebouwen met als doelstelling flatneurose bij ouderen boven 75 te verminderen. Het leek me een doelstelling die perfect past in de doelstellingin het subsidieregister: het percentage burgers dat last heeft van geestelijke gezondheidsproblemen (depressie, verslaving) is afgenomen.
De leden van de fractie hielden vol (en zo hoort het ook) dat een subsidieregister nuttig was en de transparantie bevorderde. Men nam ondertussen naar het schijnt mijn subsidie aanvraag serieus, al waren de gelden voor 2015 op. Om voor 2016 in aanmerking te komen moest ik een nieuwe aanvraag indienen voor 1 oktober.

donderdag 9 april 2015

Op de keper beschouwd: niet nodig

Er was een lekkage in de flat. Een van de leidingen die alle flats verbond was door geroest. Misschien zou ik moeten zeggen gecorrodeerd, maar het effect was hetzelfde: de flat waar het plaats vond liep geleidelijk onder, net zoals de flat eronder. Omdat voor de reparatie de waterleiding moest worden afgezet, was mijn aanwezigheid thuis gewenst, althans naar mijn inschatting.
Terwijl, het water was afgesloten en de loodgieter bezig, besloot ik iets te doen wat ik al een tijd van plan was. Een lamp verwisselen in mijn werkkamer. Het was de lamp in een plafonnière die bediend wordt door de schakelaar bij de deur. De lamp die er in zat was een spaarlamp. Wat die lamp precies spaarde is me niet geheel duidelijk, maar hij begon na inschakelen altijd op zijn dooie gemak en verspreidde pas zijn volledige licht na verloop van heel geruime tijd en was er dan nog zuinig mee. Geen echt probleem eigenlijk; gewoon een lamp van een ander type indraaien. Ik klom dus op de trap, draaide de kap van de plafonnière, vervolgens de zittende lamp er uit en de nieuwe erin. Even kijken of hij werkte; dat was vervelend, hij werkte niet. Niet ver genoeg aangedraaid? Even aandraaien, geen resultaat. Nog eens, nog wat strakker.
Plop!
Dat geluid kwam van de schakelaar. Die bleek niet meer te bewegen. Ik hoefde niet naar de meterkast om vast te stellen dat er kortsluiting was. Dus: hele plafonnière er af, en de schakelaar uitgebouwd.
Inmiddels eens kijken hoever de loodgieter was. Zijn karwei duurde iets langer dan was voorzien en nam een groot deel van de middag in beslag.
Het was tegen half vijf voor het water weer liep en ik op stap kon voor mijn plafonnière en een schakelaar. Na enige discussie met de baas van de lampenwinkel schatten we gezamenlijk in dat reparatie van een plafonnière duurder zou zijn dan vervanging, zodat ik met een nieuwe plafonnière de zaak weer verliet.
Een nieuwe schakelaar had hij niet, maar kon hij bestellen; dat leek me toch wat te ingewikkeld. Ik zou ervoor naar een bouwmarkt moeten. Dat gebeurde een dag later.
Bevestigen van de plafonnière bleek ook al weer niet zo eenvoudig met boutjes die eigenlijk anderhalve gang te kort waren als je maar twee handen hebt. Boven je hoofd heb je de zwaartekracht tegen. Trouwens ook het vastzetten van de draad was minder voor de hand liggend dan ik dacht, omdat schroeven waarmee de draden worden vastgezet tegenwoordig alle mogelijke fantasie koppen hebben. Je mag van geluk spreken als je ze met de schroevendraaier überhaupt kunt aandraaien.
Maar uiteindelijk zaten lamp en schakelaar zoals het hoort en werkte alles weer.
En op de keper beschouwd, als ik maar tevreden was geweest met het licht van de spaarlamp, was de hele operatie niet nodig geweest.  


 

dinsdag 7 april 2015

Oude liefde

In het tijdschrift Europe Echecs verwijst de schrijver (Yves Marek) naar Jacques Chardonne, de schrijver van Bonheur à Barbezieux. Chardonne, zegt Marek, heeft het niet zoals de meeste schrijvers, over de heftige liefde, over de romantische passie die zoals door sommigen wordt beweerd nooit langer duurt dan 3 jaar. Chardonne prijst de hele gewone liefde tussen oude koppels, de liefde die zichzelf versterkt in het gewoontegebaar, in de herhaling, in de verveling ook, en in de alledaagse, haast onmerkbare verandering. "Je weet nooit met wie je trouwt," zegt Chardonne, "het huwelijk leert je dat op den duur."
Het schaakspel, zegt Marek, kent ook van die oude koppels. En dan moet je niet denken aan de tweekampen van de kampioenen die met veel geweld en emotie gepaard gaan. Je moet denken aan de vele naamloze schakers die elkaar dag in dag uit, en jaar in jaar uit op een bankje in het park treffen. Los van de clubs spelen ze hun spel, een ritueel dat volstrekt los staat van de werkelijkheid om hen heen. Hun vriendschap heeft wel wat weg van de liefde van oude koppels.
Het zal u wellicht niet zoveel zeggen. Maar ik moest denken aan de schaakclub waarvan ik lid was, totdat ik, door mijn werk gedwongen, mijn prioriteiten moest verleggen. Vijftien jaar later trof ik de schaakclub weer, nu in een gemeenschapshuis hier in de buurt. Het was een wonderlijke ervaring, deze schakers - u zult hun namen niet tegenkomen in de tijdschriften - tegenover elkaar te zien zitten alsof ze de afgelopen vijftien jaar niet weg waren geweest. En dat was waarschijnlijk ook zo, al waren ze duidelijk ouder geworden; hun onderlinge sterkte zal in die tijd niet veranderd zijn. En ongetwijfeld zou een aantal van hen nog op de schaakopeningen studeren. Maar dat maakte niet zoveel uit. Achter het bord was het moeilijk te onthouden wat de vijfde zet was in juist deze variant. Er hoefde niets meer aangetoond te worden. Aan het eind van het seizoen zou de stand worden opgemaakt en die zou dan nauwelijks afwijken van die van vorig jaar. Ze kenden elkaars sterke en zwakke zijden. Ze wisten vermoedelijk welke opening ieder zou spelen en welke variant van die opening.
Nog verder terug gingen mijn gedachten. Ik zag weer als jongen van een jaar of tien mijn vader spelen, meestal op zaterdagmiddag tegen een vriend die een paar jaar ouder was en geplaagd door artritis. Hij, de vriend, droeg schoenen met verdikte zolen en de vingers van zijn handen waren vreemd gekromd en op de gwrichten opgezwollen. Ze rookten samen grote sigaren, waarvan het topje werd afgeknipt met een speciaal schaartje. Mijn vader was in mijn ogen een deftig man in een driedelig pak met een ketting over het vest waaraan, dat wist ik, een horloge zat. Van tijd tot tijd werd het horloge met de ketting uit een zakje van het vest getrokken om te kijken hoe laat het was. Een overbodig gebaar denk ik want op nauwelijks twee meter van hen vandaan stond een pendule op de schoorsteen. Tussen deze twee mannen in stond het schaakbord en daarop speelde zich het schaakspel af. Een tijdloos gebeuren; ik heb er geen idee van wie van beiden de sterkste was, of wat er gebeurde als een van hen won. Vermoedelijk werd een afspraak gemaakt voor de volgende ontmoeting. De eeuwigdurende dialoog tussen twee mensen.
Ik kan me wel iets voorstellen bij de liefde tussen oude koppels en de door Marek geschetste pendant ervan tussen twee schakers.