donderdag 29 december 2016

De wraak van de techniek


Toen we met onze buurman kennis maakten was een van de eerste dingen die hij opmerkte het feit dat hij niet technisch was. Het was in een periode dat kennis van of minstens bekendheid met het gebruik van nieuwere technische hulpmiddelen een noodzakelijke voorwaarde begon te worden om in de maatschappij te kunnen functioneren.
Tot voor kort kon techniek worden gezien als een praktisch hulpmiddel om het dagelijks leven te veraangenamen. Iets waarvan men gebruik kon maken of niet. De trein bijvoorbeeld, of nog meer spectaculair het vliegtuig: praktische hulpmiddelen om je te verplaatsen, maar je kon nog steeds er voor kiezen om je niet te verplaatsen.
Weliswaar was de onderlinge afhankelijkheid van de mens en zijn hulpmiddelen groter dan velen veronderstellen, maar toch.
Inmiddels is de techniek een haast onvermijdelijk onderdeel geworden van het dagelijks leven. Zonder bankrekening kan men al haast niet meer en betalen zonder pinpas is steeds minder een optie. Het aantal mensen zonder computer is in Nederland niet zo groot meer. Ondertussen leidt de onkunde van de buurman ertoe dat hij regelmatig een beroep doet op iemand die iets meer is mee gegroeid met de eigenaardigheden van de techniek.
Mijn buurman is niet de enige die zich verschuilt achter zijn onbekendheid met de techniek. In de loop van de jaren heb ik geleerd dat in veel beroepen het meeleven met de ontwikkelingen in de techniek lukt tot een bepaalde grens. Dat geldt niet alleen voor de mensen die denken dat techniek slechts een hulpmiddel is en dat ook moet blijven, het geldt ook voor technici. Zo trof ik nogal wat weerstand tegen tekenen met behulp van CAD (computer aided design) bij technisch tekenaars, tegen het gebruik van de PC (personal computer) bij mensen die deskundig waren op de mini-computer, etc.
Weerstand tegen verandering is algemeen. Maar bij de invoering van technische hulpmiddelen lijkt er niet alleen een weerstand tegen verandering maar ook een zekere vrees voor de techniek aanwezig. Het is een instelling tegenover die wel wat lijkt op die tegenover wiskunde. Ook daar waar de wiskunde een onmisbaar hulpmiddel is heb ik vaak gezien dat men zich al bij voorbaat verontschuldigt voor een tekort aan kennis of affiniteit. Het helpt niet veel of er boeken worden geschreven over hoe men zich de wiskunde op een (relatief, want er is geen koninklijke weg in de wiskunde) gemakkelijke manier eigen kan maken.
Als men het als probleem wil zien, dan is het een probleem dat niet nieuw is en dat zijn oorsprong lijkt te vinden in de houding van de klassieken. Plato vond al dat het in deze wereld gaat om de ideeën en dat de praktijk, de techniek dus (overigens inclusief de kunst) iets was voor de ambachtslieden. En zo kent iedereen de naam van Aristoteles en Euclides, maar zal men de naam van de architect van het Parthenon op moeten zoeken.
Laten we hier even bij stilstaan: Het Parthenon werd gebouwd zo’n honderd jaar voor de geboorte van Aristoteles en Euclides. Om het Parthenon te kunnen bouwen hadden de architecten tenminste de kennis van Euclides en Aristoteles samen nodig. Voor Aristoteles was het Parthenon een gebouw dat er altijd had gestaan, zoals voor de gemiddelde Amsterdammer het paleis op de Dam er altijd is geweest en van iets dat er altijd is geweest vraagt men zich zelden af hoe het mogelijk was dat het gebouwd kon worden. Hoe kon in die tijd uitgerekend worden dat er 13659 palen nodig waren om het te stutten, welke algemene kennis was nodig voor alle symboliek die in het gebouw is verwerkt? Vraagt iemand het zich af als hij over de dam loopt in Amsterdam? En zo zal Jacob van Campen altijd minder belangrijk zijn voor onze geschiedenis dan Arminius wiens ideeën afweken van die van Gomarus.
De opvatting dat ideeën belangrijker zijn dan de techniek die de ideeën mogelijk maakte geldt nog steeds. Men vindt hem uitdrukkelijk bij Hans Achterhuis (De maat van de techniek). Men vindt hem terug in het verschil in beloning tussen mensen met een technische opleiding en mensen met een vergelijkbare, maar administratieve opleiding.
De neerbuigende houding tegenover de techniek heeft er toe geleid dat de filosofie nooit een antwoord heeft kunnen vinden op de vraag hoe om te gaan met de ontwikkeling in de techniek. Wel wordt regelmatig een angst uitgesproken dat de techniek ons leven gaat overheersen, maar niemand doet er iets tegen.
En de techniek gaat voort; computers staan nu in ieder huis, beeldschermen nemen een groot deel van onze tijd in beslag. Ons gedrag wordt tot in de slaapkamer geregistreerd en vastgelegd. Organisaties – die weinig of geen last hebben van de angst voor de techniek – verzamelen informatie op een nog nooit vertoond niveau over iedereen. Zo blijkt het inmiddels mogelijk om via DNA gegevens nauwkeurig vast te tellen hoe mijn stamboom in elkaar zit en waar mijn wortels liggen. Niet iedereen is even gelukkig met deze ontwikkeling, maar slaat het gade met toenemende zorg en onrust. Hoe zit het met de mens? Hoe gaat het met creativiteit? Een machine kan toch niet denken?
De technische hulpmiddelen van weleer nemen echter stap voor stap al deze uniek geachte functies van de mens over. Kunstmatige intelligentie, robots, drones… ze gaan steeds meer een eigen leven leiden. Ze gaan de wereld domineren. En men voelt zijn onmacht en de onmacht van de idee toenemen.
Is dit de wraak van de techniek voor de eeuwenlange minachting en onderwaardering door de idee?

dinsdag 13 december 2016

Schaken

Op het glazen bijzettafeltje staat mijn zakschaakspel. Ik speel met wit en heb de eerste zet gedaan. D4. Mijn tegenstander heeft nu een week tijd om een antwoord te bedenken. Hij heeft dus de tijd. Dat bord met die ene zet roept nostalgische herinneringen op. Dat houten schaakbordje (van 12,5x12,5 cm) met de kunststof insteekstukjes is inmiddels meer dan zestig jaar in mijn bezit. Het was een geschenk van mijn jongste zus Ankie die vond dat ik voor het afscheid uit Amsterdam een aandenken moest hebben. Sindsdien heeft dat schaakspel me vergezeld over de hele wereld. Ontelbare partijen zijn erop gespeeld en nagespeeld.
Indertijd, in 1955, hielp het me in de eerste correspondentie partij tegen Wouter. Want toen ik goed en wel was ingescheept op de Gadila kreeg ik een brief van hem met de vraag wanneer ik de eerste zet zou gaan doen. De Gadila bleek een oude werkboot die in de oorlog nog had gediend als vliegtuigcarrier. In mijn tijd was het weer een gewone tanker die in de Oost heen en weer voer...
Met Wouter had ik gedurende de vier jaar daarvoor vele malen de degens gekruist. Maar ook hadden we samen gespeeld eerst voor de Derde Vijf (onze HBS) en daarna voor de schaakclub Watergraafsmeer. Voor de Derde Vijf maakten we deel uit van het team dat op het bekende Famos-tournooi de eerste prijs had gewonnen. We scheelden niet veel in sterkte, denk ik.Wouter was beter in combinaties, ik reageerde vaak wat sneller.
De briefwisseling die we voerden ging erg traag. Omdat ik mijn zetten pas kon doen als we in een haven aanlegden en het onduidelijk was welke rout zijn brieven moesten volgen voor ze mij bereikten konden zet en tegenzet gemakkelijk een maand uit elkaar liggen. Ik weet ook niet meer of die eerste partij afgelopen was toen ik na twee en een half jaar met verlof kwam. Maar eigenlijk deed dat er ook niet zoveel toe. Na mijn vaartijd speelden we geen serieuze partijen meer, maar werden het snelschaakpartijen. Vijf minuten per persoon per partij.
Nu staat dat schaakbordje nog steeds op tafel; de laklaag is gedeeltelijk versleten, de lijnen tussen de velden soms nog maar nauwelijks zichtbaar. De witte d-pion staat een beetje verloren midden op het bord in afwachting van de tegenzet. Wouter is er niet meer.
Mijn tegenstander heet nu Richard. Het is mijn kleinzoon.
Als hij een zet doet verandert de stelling op het digitale schaakbord van mijn tablet via het internet gelijktijdig. Real time noemt men dat.
Er is het een en ander veranderd in die jaren.

zondag 13 november 2016

Bisschop

Tegenwoordig is Terwaan of Thérouanne een kleine plaats in Noord-Frankrijk. Het ligt aan de weg die van Boulogne via Arras naar Keulen voert. Maar ooit was Terwaan een belangrijke militaire post aan de grens van het Romeinse rijk. De grens tussen dat rijk en het gebied van de Franken werd gevormd door juist die weg van Boulogne via Terwaan en Arras naar Keulen. Deze weg markeert ook de grens tussen het Romaanse taalgebied en dat van de Germaanse Franken. De bekende taalgrens. Terwaan moest zorgen dat de weg van Boulogne naar Groot-Brittannië werd verdedigd.

Ooit... Zoals bekend liet koning Clovis zich in 496 dopen tot christen als waardering voor de hulp die God hem had gegeven bij zijn strijd tegen de Alemannen.
De doop zelf was het werk van aarts bisschop Rémi van Reims. Het kan nauwelijks anders dan dat Rémi aan die doop een groot zelfvertrouwen heeft over gehouden. Het Christendom zat weer in de lift en het werd tijd de missie op te pakken.

En zo zocht Rémi naar een geschikte missionaris. Hij vond die in de figuur van een zeer vrome kluizenaar. Rémi zocht de kluizenaar op en zei:

Tot dusver ben je de wereld ontvlucht, maar nu, man van God, wordt het tijd dat je tegen de wereld gaat vechten. Je zult te maken krijgen met mensen met een ongevoelig hart en met een stenen hoofd. Bedenk dat de speer van Gods woord scherper is dan de scherpst geslepen degen. Strijd moedig tegen die wereld, zet de wereld op zijn kop, wees de verklaarde vijand van de wereld. Die strijdkreet zal ook meteen je naam worden. 'Esto et vocare Anti-mundus'. 
En inderdaad sindsdien heeft men de kluizenaar alleen nog maar met die naam Antimond (tegen de wereld) aangeduid, zodanig dat de naam die hij daarvoor had verloren is gegaan.

Antimond kwam dus in Terwaan, en werd woedend ontvangen door de inwoners - leden van de stam van de Morini. Hij kreeg niets anders te horen dan grove scheldtirades en beledigingen. Maar de prelaat was geduldig en verdroeg alle scheldpartijen op zijn eigen rustige en vrome manier. Hij slaagde er na verloop van tijd in de gemoederen te kalmeren. De Morini werden uiteindelijk bekeerd en stemden er zelfs mee in dat de tempel van Mars in het midden van de stad werd afgebroken en vervangen door een aan de heilige Martinus (die toch al een goede naam had in Gallië) gewijd godsgebouw.

Op de plaquette hierboven in de kathedraal van Saint-Omer zien we dus inderdaad Antimond genoemd als eerste bisschop van Terwaan.

Het bisdom Terwaan is door het hardhandig optreden van Karel V, uiteindelijk ten onder gegaan, wat overbleef valt nu onder Boulogne.


maandag 24 oktober 2016

Digitale dementie

Onder deze titel schreef Manfred Spitzer, geheugenonderzoeker en psychiater, zijn boek over de kwalijke gevolgen van het overvloedig gebruik van media. Spitzer betoogt dat het niet gebruiken van je hersens leidt tot achteruitgang. Hersencellen die niet gebruikt worden sterven af. Dit is goed te merken aan de hippocampus. De hippocampus bevat onder meer de cellen die onze ruimtelijke oriëntatie mogelijk maken. Je zou kunnen zeggen dat in de hippocampus onze mentale atlas zit opgeborgen. Spitzer geeft daarvan een sprekend voorbeeld: Een groep van Londense taxichauffeurs werd vergeleken met een controlegroep van Londense buschauffeurs. Het verschil zit daarin dat de taxichauffeurs kris kras de weg moeten kennen in Londen met zo'n 25000 straten, terwijl de buschauffeurs even ervaren met rijden in het Londense verkeer, langs vaste trajecten rijden. Na de test bleek dat bij de taxichauffeurs de hippocampus duidelijk sterker was gegroeid dan bij de buschauffeurs. Dit verschil was niet tijdelijk maar bleef ook na de test.
Niemand zal verwonderd zijn dat een atleet moet trainen om zijn spieren in conditie te houden. Topsport betekent dan ook inderdaad dagelijks uren spierarbeid. Dat de noodzaak voor training van de hersencellen even noodzakelijk is valt wellicht minder op. Tenzij men ziet dat topschakers - even aannemende dat schaken te maken heeft met hersenarbeid - eveneens vijf tot zes uur per dag met schaakstellingen bezig zijn. Wil men tot de top horen dan hoort ook die training erbij. Niet alleen Digitale Dementie, maar ook zijn Amerikaanse tegenhanger The Dumbest Generation laat aan de hand van vele onderzoeken zien dat de leerprestaties van schoolkinderen afnemen door het veelvuldig gebruik van computer- en andere mediaschermen. Dit in tegenstelling tot wat de voorstanders van computers op school beweren.
Spitzer vermeldt dat hij met het verschijnsel van mentale achteruitgang werd geconfronteerd toen zijn GPS-toestel uit de auto was gestolen. Plotseling bleek dat zijn oriëntatie in de ruimte achteruit gegaan was. Het viel niet mee om zelf de weg te vinden. Ook van de route naar plekken waar hij meermalen was geweest had Spitzer, zegt hij, maar een flauw idee.
Dat gevoel niet te weten waar hij was overviel ook mijn zoon Freerk die eigenlijk automatisch de GPS aanzet als hij in de auto stapt. Hij bedacht dat dit toch een ongewenste situatie was en besloot van de westkust van Florida waar hij was aan de hand van de kaart buiten de hoofdwegen om terug naar het oosten te rijden. Er zijn eigenlijk maar weinig wegen in Florida oost- west en al evenmin noord- zuid. vermoedelijk omdat Florida is geconstrueerd en niet zoals een land in Europa gegroeid. Om een weg te vinden die niet over de hoofdwegen gaat is niet helemaal vanzelfsprekend.
Maar om dat te kunnen doen moest hij een kaart van Florida hebben. En die lag natuurlijk niet in de auto. De oplossing was simpel. Freek ging op weg en stopte bij de eerste de beste benzinepomp. Hij vroeg naar een kaart van Florida.
'Maar meneer, was het antwoord, 'hebt u geen GPS?'

  

donderdag 25 augustus 2016

Een grote sprong voorwaarts

In het bekende programma Pauw ontstond een discussie over de bourkini. Twee partijen stonden lijnrecht tegenover elkaar.
De ene partij bestaande uit jonge moslimvrouwen verdedigde het dragen van de bourkini met een beroep op de vrijheid die kleding te kiezen die men wilde.
De andere partij zag juist de bourkini als een bewijs van de onderdrukte positie van de vrouw in de moslim wereld. De echte vrijheid van de vrouw zou pas blijken als ze zich conformeerde aan de gebruikelijke kleding van de Nederlandse vrouw in badkleding.
Voor mij is altijd maar de vraag waarom jonge vrouwen - of anderen - mij met hun kleding willen laten weten welk geloof ze aanhangen. Waarom moet ik van de ene vrouw met een bepaald type hoofddoek weten dat ze katholiek is en van een andere met een ander type hoofddoek dat ze moslim is. Het gaat me niet aan net zo min als het me aangaat dat een man met een lange jurk een priester is.

Maar goed de vrijheid van de Nederlandse (de westerse) vrouw bestaat daar blijkbaar in dat ze zeker aan zee een zo groot mogelijk stuk blote huid wil kunnen laten zien. Ze gaat daarin niet zover dat ze alle kleren uit trekt, want daar is dan weer een andere grens die naar mijn indruk steeds een beetje verder opgeschoven wordt naar minder blote huid. Wil je bloot lopen dan maak je gebruik van speciale daartoe afgezette reservaten.

Toch zien moslimvrouwen van de tweede of derde generatie zich wel geconfronteerd met een cultuurschok. Ze zijn zich plotseling bewust geworden van het feit dat god hen niet naakt heeft geschapen om dat met andere naaktgeborenen te delen, maar dat alle naaktheid moet worden bedekt. En dat in een maatschappij die is overladen met verleidingen om meer te laten zien.
Een duivels dilemma.

Maar als we even om ons heen kijken is de bourkini nog zo gek niet. Want kijk we lezen op internet:
De eerste badpakken voor dames bestonden halverwege de 19e eeuw uit enkellange broeken, gecombineerd met een tuniek met lange mouwen. Over de broek werd vaak een een wijde rok gedragen, aan de benen kousen waarover vaak nog rijglaarsjes werden dichtgeknoopt om toch maar geen centimeter bloot te laten zien. Soms naaiden vrouwen zelfs loodjes in hun zomen zodat de golven hun rokken niet zouden doen opzwellen. De meeste badpakken waren gemaakt van wollen flanel in rood, blauw of grijs en vaak rijk versierd met borduursel en galon en volgden daarin de toen heersende mode.    

De bourkini is dus eigenlijk een 19e eeuws badpak, technisch aangepast aan de mogelijkheden van nieuwe materialen. Een rustgevende gedachte.


donderdag 28 juli 2016

Publiciteit

Le Monde heeft besloten niet langer foto's te tonen van terroristen. Je zou zeggen: hèhè, eindelijk.
Het is bij iedereen bekend hoe belangrijk publiciteit is in deze tijd. De media (kranten, radio en televisie) leven ervan. Men kan dan ook vaak politici horen zeggen beter negatieve publiciteit dan geen publiciteit.
Het zal duidelijk zijn, ook terroristen hebben publiciteit nodig. Het viel me al bij de aanslagen in Brussel op hoeveel aandacht de televisie aan het gebeuren besteedde. Op de dag zelf was ik min of meer toevallig bij de garage om een beschadigde ruit te laten vervangen en moest daar een uur wachten.
Op de televisie was een continu uitzending van de nasleep van de aanslagen met een crisiscentrum in Hilversum en correspondenten in Brussel en Den Haag. Terwijl in Hilversum de beelden voortdurend werden herhaald schakelde men regelmatig heen en weer naar Brussel om te vragen of het dodental al was opgelopen en naar Den Haag of er al commentaar was. Aangezien van beide posten in dat uur geen nieuwe berichten kwamen werden de bekende beelden maar weer herhaald.
Er was geen gelegenheid om over te gaan tot de orde van de dag. Grandioze reclame voor de terroristen: een hele dag gratis publiciteit. Aanslagplegers met naam en toenaam in beeld.
Wat mij betreft was het voldoende geweest als de televisie melding had gemaakt van het voorval met ieder uur - zo nodig een update. Beelden zo schaars mogelijk. Maar televisiekijkers, net als de bevolking van Parijs bij de openbare terechtstellingen met de guillotine tijdens de Franse revolutie, genieten van het bloed op straat en de televisiemakers zijn zich daarvan bewust. Weer een aanslag? Ha, grandioze televisie. Een aanslag in Nice? Dat geeft goede televisie!
We kunnen nauwelijks anders concluderen dan dat de televisie behoort tot de trouwste aanhangers van isis en tot de grootste verspreiders van angst.
Maar er is wellicht hoop: Het dringt nu blijkbaar tot de Franse media door dat de voortdurende publiciteit over de aanslagen wel eens averechts kan werken.
Hoelang duurt het voor het tot de andere media doordringt? 

Koffer

Ons huis heeft twee balkons. meestal gebruiken we het balkon dat uitkijkt naar het oosten en het verkeer van de invalsweg naar de stad. Maar soms - als het echt warm is en we door de warme ochtendzon worden verdreven komen we op het andere balkon, dat (u raadt het) uitkijkt naar het westen. Vorige week was er zo'n warme dag en we hadden juist de koffie ingeschonken en de kussens in de stoelen gelegd toen ons oog werd getrokken door een koffer. Gewoon een koffer zoals je ze tegenwoordig veel ziet. Donkerblauw met wieltjes en een uitschuifbare beugel waarmee je hem zou kunnen voorttrekken. Eigenlijk niets bijzonders zo'n koffer, maar deze stond daar alleen en zo op het oog onbeheerd. Hij stond ook op een merkwaardige plaats vlakbij de rand van het trottoir, buiten de strook struiken voor ons flatgebouw.
Inmiddels had Piet de koffer ook opgemerkt. Hij liep er voorzichtig naar toe en bekeek hem van alle kanten zonder hem echter aan te raken. Want dat heeft de recente geschiedenis ons wel geleerd. Je moet voorzichtig zijn met onbeheerde koffers. Was dit zo'n gevaarlijke koffer? Piet liep weer terug naar het gebouw vanwaar wij hem stonden gade te slaan. Hij zag ons en haalde vragend de schouders op. Wat te doen? De politie bellen? We laten dat maar aan Piet over.
Maar inmiddels begint de fantasie te werken. Wie laat er een koffer achter op een stille plek langs het trottoir. De kans is klein dat er een bom inzit, want er moet al een hevige explosie uitkomen wil die vanaf die plaats schade aanrichten. Dus mogelijk iemand die hem achter gelaten heeft als bedoeld voor het grof vuil? Of iemand die een afspraak had om zich te laten ophalen voor een reis met de bus naar het buitenland? En voor wie het ophalen wat langer duurde dan gedacht. En toen de auto eenmaal langs kwam en de inzittenden begroet vergat de koffer in de auto te doen? En dus iemand die bij de bus aangekomen tot de conclusie kwam dat hij/zij zijn/haar koffer miste. En toen de keus had om in de bus te stappen zonder koffer of terug gaan en de bus missen?
De mogelijkheden waren legio.
En ondertussen stond de koffer daar en Piet belde op. De politie kwam, maar toen waren wij al weer met andere dingen bezig, de politie kwam, bekeek de koffer en nam hem toen mee. 

 

dinsdag 19 juli 2016

Afval

De buurvrouw stond nog licht hijgend bij haar voordeur. Ze was de trap opgekomen in plaats van dat ze de lift nam. Ze keek naar de tas die ik in mijn hand had.
'We moeten er wel voor lopen nu, hè?'
'Ja, ik zal eens gaan kijken hoe de situatie is geworden.'
De situatie was een paar dagen eerder ontstaan. Mevr. C. had me gebeld omdat het bestuur niet aanwezig was en gelet op mijn vroegere bemoeienis met de technische commissie...
Ze was geïrriteerd door de stank die uit de container ruimte kwam. Ze had contact opgenomen met de gemeente en de afhaaldienst... Ze had te horen gekregen dat het afval niet meer zou worden opgehaald, omdat er asbest in de stortkoker zou kunnen zitten. In de dagen daarna werd het beeld iets duidelijker maar niet begrijpelijker.
Maar uiteindelijk kregen we een brief waarin stond dat in Tilburg vermoedelijk asbest aanwezig was geweest in de stortkokers en dat daarom ook in Breda de afvalverwijdering was stopgezet in afwachting van nader onderzoek. Een beetje curieuze werkwijze. Je zou verwachten dat de gemeente eerst een brief zou schrijven en pas daarna de afvalafvoer zou stoppen. Maar deze maatschappij heeft een asbestpaniek ontwikkeld die niet meer in verhouding lijkt te staan tot de feitelijke risico's. De stortkokers al dan niet van asbest worden nu 45 jaar gebruikt. De kans dat er asbest aanwezig is in het afval is uitermate klein. De kans dat de vuilophaaldienst daardoor besmet zou worden nog vele malen kleiner. Maar, ik ben niet degeen die de risico's moet schatten, noch ook die daaraan actie moet ontlenen.

De afval containers die van de ene dag op de andere niet meer werden opgehaald staan nu al twee weken met in ontbinding verkerend afval, want de vuilnismannen mogen ze niet meer verwijderen. Dat afval vormt daarmee een ander risico voor de volksgezondheid. Als bewoners zouden we natuurlijk de containers uit de containerruimte kunnen rijden en ze dan laten legen en schoonmaken, maar dat blijkt ook al niet te mogen.  
Inmiddels zijn er vier containers naast de flat geplaatst waarin het afval dat eerst via de stortkoker omlaag ging kan worden gestort. En dan moet ik weer denken aan mijn moeder. Want mijn buurvrouw, een kleine vrouw en 88, heeft ongeveer de gestalte van mijn moeder op die leeftijd. Mijn moeder kreeg toen net als alle woningen in haar straat een container die ze niet aan de straatzijde voor haar huis kon plaatsen, Ze reed hem daarom via de gang en de keuken naar de achterkant van haar huis. Dat was een opgave, want de container was haast net zo hoog als zij groot was. Ze kon er niet goed over heen kijken. Een ongeluk kon dan ook niet uitblijven: mijn moeder kwam te vallen terwijl ze de container door de gang naar de straat reed.
Met dat in het achterhoofd keek ik nog eens naar de buurvrouw die wellicht in de buurt van de 1m55 lang is. als ze met een zakje restafval naar beneden gaat om dat in de gereedstaande containers te gooien ligt de deksel naar mijn schatting ter hoogte van haar kin. De deksel van de container is vrij zwaar en blijft niet openstaan, zodat hij met één hand open moet worden gehouden. Met de andere hand moet dan de zak met afval boven het hoofd worden opgetild om in de container te worden gegooid. Als je schouders niet meer zo goed functioneren door de onvermijdelijke artrose, je krachten na je 85e toch iets afnemen een onmogelijke opgave. Tja, de participatiemaatschappij vraagt wel het nodige van de ouder wordende mens...

Shock Doctrine

Onder deze titel verscheen het boek van Naomi Klein in 2007. Je wordt niet vrolijk van dit boek. De shock doctrine is een strategie die aan Milton Friedman wordt toegeschreven. De gedachte is dat gebruik gemaakt moet worden van situaties waarin de bevolking zich in een shock toestand bevindt om gewenste conservatief kapitalistische opvattingen door te voeren. Een goed voorbeeld is de orkaan Katrina in 2005. Zoals bekend moesten de inwoners van de volkswijken worden opgevangen in onder meer het plaatselijke stadion. Terwijl de mensen daar opeen gepakt zaten en de overheid in gebreke bleef om adequate hulp te bieden zei het vooraanstaande Republikeinse Congreslid: 'We zijn er eindelijk in geslaagd die volksbuurten op te ruimen. We konden het niet zelf, maar God zorgde ervoor.' Een hele groep ontwikkelaars stortte zich op de stad en verving de goedkope woningen door dure condo's.
In het proces werden ook de openbare scholen vervangen door privaat gerunde 'charterscholen.' Naomi Klein haalt in dit verband de 93-jarige Milton Friedman aan: De meeste scholen in New Orleans liggen in puin, net als de huizen van de kinderen die er naar school gingen. De kinderen zijn nu verspreid over het land. Dat is tragisch maar het geeft ook de gelegenheid om het schoolsysteem grondig te hervormen.' Dat lukte: van de 123 openbare scholen voor Katrina bleven er nog 4 over. Voor de storm waren er 7 charterscholen, erna 31; 4700 onderwijzers werden ontslagen en sommige jongere docenten werden aangenomen tegen een lager salaris.  
Friedman had inmiddels een carrière opgebouwd met deze idee om gebruik te maken van een rampzalige situatie. Hij was onder meer adviseur van de nieuwe Argentijnse regering na de gewelddadige coup van Pinochet in 1983. Friedman adviseerde een radicale transformatie van de economie (vrijhandel, belastingverlaging, privatisering van de dienstverlening, verlagen van de sociale uitgaven en deregulering). Friedman voorspelde dat de plotselinge snelheid en schaal de invoering zou vergemakkelijken. Naomi volgt vele voorbeelden van deze 'shock doctrine', zo onder meer in Sri Lanka waar de ontwikkelaars onmiddellijk na de tsunami ingrepen door de hele kust waar de visserij zijn bestaan had op te kopen en vol te bouwen met luxe woningen. Het ging een beetje mis in Irak, waar de militaire top iets te gemakkelijk dacht over de invoering van de shock therapie van de economie.
Dezer dagen moest ik weer denken aan Naomi Klein: als we naar de gebeurtenissen in Turkije van de afgelopen week kijken lijkt de shock doctrine allerminst dood. Van de verwarring die is ontstaan door de militaire coup heeft Erdogan onmiddellijk gebruik gemaakt om een aantal veranderingen door te voeren. Veranderingen die voor de argeloze buitenstaander niets te maken hebben met de coup, maar kennelijk deel uitmaken van een andere agenda.  

maandag 4 juli 2016

Onderweg

De Tom-Tom geeft niet alleen de weg van Luzy naar huis, maar als je daar naar vraagt ook nuttige plaatsen langs de route of elders. In dit geval zochten we een hotel in Luik of omgeving, maar het hotel op de aangegeven plaats had geen kamer beschikbaar. Gelukkig was er een paar deuren verder wel een geschikte kamer, zodat in ieder geval onze nachtrust verzekerd leek. Maar dat hotel had geen restaurant en dat had het andere wel. Nadat we ons geïnstalleerd hadden liepen we dan ook weer terug en kwamen terecht in een ruimte met kleine vierkante tafeltjes, die gemakkelijk gecombineerd konden worden voor gezelschappen groter dan twee. Langs een van de wanden van het restaurant was een lange bank gemonteerd en daarvoor stonden tien van die tafeltjes. We vroegen aan de serveerster of we maar zo konden gaan zitten en ze wees naar de rij en maakte de opmerking:
'U kunt overal gaan zitten, maar niet daar. Dat tafeltje is gereserveerd.'
We kozen het tafeltje ernaast, omdat we daar toch al vlakbij stonden. Terwijl we een drankje bestelden werden de meeste tafeltjes bezet door echtparen met kinderen. Wat zou iemand er nu toe kunnen hebben bewogen om juist dàt tafeltje naast ons te reserveren? Aan de ene kant waren nog vijf tafeltjes, waarvan er inmiddels twee werden bezet. Aan de andere kant vier, waarvan wij er dus inmiddels een in gebruik hadden genomen.
Toen onze bestelling was opgediend kwamen een wat oudere man en een nog jonge vrouw de gereserveerde plaatsen bezetten. Het bleken Belgen te zijn. Vanaf de plaats waar ze nu zaten konden ze het televisiescherm zien waarop over twee uur ongetwijfeld de wedstrijd van België tegen Wales zou worden geprojecteerd. Zouden ze daarom? Maar toch: als ze onze tafel hadden gereserveerd zouden ze een nog beter zicht hebben gehad op de televisie. Dat leek dus geen sterk argument. De vraag bleef: waarom zou iemand juist die tafel hebben gereserveerd?
De volgende morgen bleken de oudere man en de jongere vrouw in hetzelfde hotel te logeren als wij, ze kwamen ook nu naast ons aan tafel (de ontbijttafel). Het bleken vader en dochter uit Oostende, die samen korte trips maakten, en, zei de man die architect bleek te zijn, eigenlijk kende hij Nederland beter dan België. Hij prefereerde de Nederlandse orde en netheid boven de Belgische wanorde.  Hij haalde gelaten de schouders op. Dat zag je ook weer in dat Belgische elftal. Hele goede spelers, maar geen team. 
Het station Luik-Guillemins dat tegenover ons hotel ligt, maakte op ons indruk doordat het veel licht en ruimte suggereerde. Maar, zei de man, de architect, Calatrava, maakt altijd ontwerpen die veel duurder uitvallen dan hij heeft begroot.
Terwijl hij zijn ontbijt bij elkaar zocht, vroeg ik aan de dochter waarom ze de vorige avond juist dat tafeltje had gereserveerd; ze vertelde dat zij helemaal niet had geweten aan welke tafel ze terecht zou komen. Er zat helemaal geen doel achter.

woensdag 29 juni 2016

Europa

Ok. Nu Brexit er toe lijkt te leiden dat ook in Nederland en Frankrijk sommigen denken dat het voordelig is om de Europese Unie maar te verlaten lijkt het onvermijdelijk een standpunt te bepalen. Al te gemakkelijk wordt Europa afgedaan als een bureaucratich geheel dat ergens ver weg - in Brussel - volstrekt onzinnige besluiten zit te nemen.
Maar wat is Europa?
Goed ik ben maar een oude man en lijd misschien zelf wel aan seniliteit. Maar iets in mij herinnert zich nog de oorlog, de 2e Wereldoorlog wel te verstaan. Ik heb die meegemaakt en heb het haast onwaarschijnlijke geluk gehad dat ons hele gezin de oorlog heelhuids heeft overleefd. Eigenlijk is me niet veel overkomen anders dan de bijna veertig jaar aan nachtmerries.
Toen ik na de oorlog weer op school kwam waren verschillende vriendjes verdwenen. De Transvaalbuurt in Amsterdam was bestond voor een groot deel uit verwoeste huizen, huizen van joden, ontdaan van alle beschikbare hout nodig om de hongerwinter te overleven.
Achteraf zou je de 2e Wereldoorlog kunnen zien als de tot dusver laatste in een reeks oorlogen op het Europese continent over een periode van 1200 jaar, vanaf het verdrag van Verdun in 843. Weet u het nog 843: toen de erfenis van Karel de Grote verdeeld werd tussen Karel de Kale en Lodewijk de Duitser? Eeuw in eeuw uit: oorlog. Iedere oorlog bloediger dan de vorige.
Wie nu langs de frontlinie van de 1e Wereldoorlog loopt van de Belgische kust tot in de Elzas kan zien wat dat betekend heeft. We hoeven niet naar Verdun daarvoor: Op Langemark en Tyne Cot nog geen tien kilometer van Ieper en van elkaar liggen zo' n 100 000 graven van Duitse en Britse jongens tussen de 18 en 22. Gestorven voor het vaderland. Wat is dat vaderland? Een land in oorlog? 
Voor mij was het duidelijk: Frankrijk en Duitsland moesten tot samenwerking gebracht worden en dat gebeurde onder druk van de VS. De EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, symbool voor de belangrijkste grondstoffen voor de wederopbouw) kwam van de grond. Min of meer gelijktijd met een samenwerkingsverband op kleiner schaal: de Benelux.
Wie nu denkt dat was een peuleschil, dat stelde niets voor, heeft geen flauwe notie van wat het betekent een samenwerkingsverband te creeren tussen twee gebieden met een zo verschillende culturele bagage. Maar vergeleken met een Europese eenwording was het inderdaad nog eenvoudig. Later, veel later, aan het eind van mijn carriere heb ik een beetje smaak in de mond gekregen van wat het betekent samen te werken alleen nog maar op regionaal niveau tussen Vlaanderen en Nederland. Maar dat was veel later.
In het begin van mijn carriere kwam ik terecht in de machinekamer van schepen die gedurende de oorlog hadden gevaren, tussen mensen die dat hadden meegemaakt. Ik begon me een voorstelling te maken van wat het betekende in de machinekamer te varen in oorlogstijd. Zorgen dat de machine blef draaien terwijl je niet weet wat er om je heen gebeurt. De mogelijkheid vaan oorlog werd plotseling weer reeel toen ik in 1962 in de buurt van Venezuela voer, terwijl er een pokerstrijd werd gevoerd om de raketten op Cuba. Een werkelijk treffen zou betekenen, enfin ik was toen nog maar pas getrouwd.
Europa voor mij betekende meer dan alleen maar een aantal staten die moeite hebben met elkaar door een deur te gaan. Europa betekende ook een mogelijk perspectief op duurzame vrede in mijn wereld.
Maar Europa voor mij is vooral ook praktisch. Nog even terug naar mijn carriere in de machinekamer van die oude schepen. We moesten als machinist onderhoud plegen en daarvoor hadden we materiaal nodig, reserve onderdelen vooral. Ik nodig iedereen met me mee te voelen als je onderdelen hebt besteld en inderdaad onderdelen krijgt, maar bij die onderdelen is er geen gebruik gemaakt van Whitworthdraad zoals gevraagd; u krijgt moeren met metrische draad. Het vervelende is dat ook uw gereedschap dan niet meer past. Voor een wereld die steeds meer internationaal verkeer heeft is standaardisatie noodzakelijk en onvermijdelijk. Die standaardisatie is een moeizaam en uiterst kostbaar proces. Maar het is een proces dat meer doelmatigheid bevordert dan wat dan ook. Standaardisatie van bijvoorbeeld maten en gewichten zoals die in Groot Brittannie de afglopen jaren plaats vindt is enorm ingrijpend, maar er is maar zelden iemand die zich dat schijnt te realiseren. Europa voor mij betekent ook standaardisatie, praktisch en heel rechtstreeks. Dat vindt u bijvoorbeeld heel platvloers in de stekkertjes die u in Europa moet gebruiken om de verschillende digitale apparaten te voeden. Nog slechts enkele jaren geleden werd ieder apparaat uitgrust met zijn eigen stekker. Nu kunt u met bijna een stekker volstaan. Europa voor mij betekent noodzakelijke standaardisatie.
Maar Europa voor mij betekent ook platvloerse macht tegenover de monopolistische multinationals: zonder de macht van de Europese Unie had Microsoft doorgedrukt dat de Microsoft webbrowser de enige beschikbare browser was. Alleen doordat Europa 450 miljoen consumenten vertegenwoordigde kunt u nu naast de Microsoft browser uw eigen voorkeur laten gelden.
In de praktijk betekent het vrije verkeer van goederen mensen en diensten ook nogal wat: Omstreeks 1988 kocht Benna een bankstel in Belgie. De afspraak was dat ik het van Belgie naar Frankrijk zou brengen. Ik huurde dus een busje en omdat de vracht naar het buitenland moest kreeg ik een rekening mee waarop de Belgische BTW was berekend. Bijna twee uur later kwam ik bij de Belgische douane om de Belgische BTW terug te vragen. Het trof dat het ook voor de douane lunchpauze was, zodat ik na het eten de papieren weer op kon halen en vijf kilometer doorrijden naar de Franse douane waar dan de Franse BTW kon worden afgedragen. Een omslachtige procedure, die je niet altijd moet proberen te volgen. Immers toen Georges bij ons het erf opreed met een gebroken krukas, kon zijn auto naar de schroothoop. Alleen: kun je een Franse auto zomaar op de Nederlandse schroothoop gooien? Nee dus; een telefoontje met de douane leerde dat de auto eigenlijk eerst uit Frankrijk uitgeklaard moest worden, vervolgens in Nederland in geklaard, vervolgens total loss moest worden verklaard voor hij op de schroothoop kon...
Voor het geval u mijn opvatting niet hebt begrepen: ik ben voor verdere integratie van Europa, betere afstemming van regels, betere samenwerking op het gebied van (cyber)criminaliteit, ...

maandag 27 juni 2016

Gerontocratie

Toen ik van de HBS kwam (HBS? wat is dat ook al weer?) was de gemiddelde levensverwachting van de mensen in Nederland en de meeste andere rijke landen iets van 60 à 65 jaar. Dat was gunstig voor de pensioenen vermoedelijk, want gemiddeld konden werknemers maar korte tijd van hun pensioen genieten. Zoiets als mij vader die stierf toen hij 69 was.
Sindsdien is de gemiddelde levensverwachting gestegen tot iets in de buurt van de 80 à 85. Dat wordt algemeen beschouwd als een groot goed. Maar het heeft gevolgen. Neem nu ons zelf: we kochten in 1977 een huis dat goed beschouwd niet veel meer dan een bouwval was. Een aannemer die we daar naar vroegen zei: het huis is niet veel waard, maar de grond... Met dat in het achterhoofd kochten we het huis en de grond. En mijn schoonouders kwamen onze aanwinst bekijken, Ze schudden bedenkelijk het hoofd: kind waar begin je aan?
We begonnen natuurlijk toch en leefden 25 jaar gelukkig verder. Ons huis was de beste plek ter wereld.
Toen zocht onze dochter een nieuwe woonstee. Ze vond een oude boerderij en toen we kwamen kijken hadden we het gevoel: nou, voor de paarden is er in ieder geval een geschikte plaats, maar voor de mensen (het gezin bestond inmiddels uit vijf en soms zes personen)... ?
Ik betrapte me erop dat ik dacht: waar beginnen ze aan? Op dat moment zag ik het nieuwe huis niet als een fantastische uitdaging maar als een geval dat dagelijks onderhoud behoefde. En niet zo maar een beetje onderhoud, met een heg van misschien wel tweehonderd meter langs de weg betekende dat veel onderhoud., jaar in jaar uit.
Het is duidelijk, naarmate je ouder wordt verandert je perspectief. Je wordt voorzichtiger, denkt minder aan de toekomst en de uitdaging van het leven, je denkt maar aan de moeilijkheden van het nu die samenhangen met je veranderde perspectief.
Je denkt meer aan het verleden en hoe je denkt dat het toen was. Het was toen natuurlijk niet zo als je nu denkt dat het toen was juist omdat je perspectief op het leven anders was.
En daaraan moet ik dan denken als ik de uitslag van het referendum in Groot Brittannie zie. Gelet op wat we nu weten zou de Engeland voor Europa en de Europese Unie gestemd hebben als de gemiddelde levensverwachting in Engeland beneden de 70 was geweest.
Een jonge Britse zei het heel pregnant: 'De mensen van 90 die maken onze toekomst kapot.'
Een beklemmende gedachte: drie kwart van de jongeren stemt voor Europa: daar zien ze hun toekomst: de banen, de vernieuwing en werk. De ouderen die de risico's niet  meer aandurven bepalen dat die toekomst wordt afgesneden.
Waarom moeten we ook weer steeds ouder worden?  

zaterdag 25 juni 2016

Digitaal

Het uitzicht vanaf ons huisje in Luzy is vanmorgen heel beperkt. Na het onweer gisteravond is de regen gekomen. Die bracht mee 'laaghangende bewolking' waardoor alleen de bomen rondom ons huisje nog zichtbaar zijn. Het is zaterdag en wisseling van de wacht. De bewoners van deze week vertrekken en de bewoners voor de volgende week zullen in de loop van de middag aankomen.
Om kwart voor acht vertrok het gezin met twee jongens van een jaar of vier. Ik had gisteren al geconstateerd dat tegen de voorstoelen twee dvd-spelers waren gemonteerd.
'Hardstikke handig,' zei de buurman. 'Je doet er een dvd in en de kinderen kijken naar de film, en als na anderhalf uur de film is afgelopen denk je verrek, het is tijd om wat te drinken. Geen centje pijn.'
Wat deden wij als we met de kinderen in de auto zaten? We zongen vaak een liedje; een aantal van die liedjes is inmiddels op het internet terecht gekomen, maar dat is dankzij onze kleinzoon, die van een jongere generatie is. Of we lieten de kinderen tellen hoeveel rode auto' s we passeerden of tegenkwamen. We moesten er als ouders wel iets aan doen.
Dat is dus nu een stuk eenvoudiger. Met een dvd-speler per kind achter in de auto heb je er als ouders geen omkijken meer naar.
En ondertussen lees ik verder in 'Digitale dementie', misschien gebruik ik het boek nog. Manfred Spitzer, een Duitse hersenonderzoeker, laat zien dat de digitale revolutie slecht tot zeer slecht is voor de ontwikkeling van onze hersenen. De stelling: Als je je hersenen niet oefent gaan ze achteruit. De analogie is eenvoudig. Er zal wel niemand willen  beweren dat topsporters zonder training kunnen. En als ik er al iets over hoor in de krant of elders, dan lijkt trainingsarbeid van drie tot zes uur per dag heel normaal. Het ligt dan ook voor de hand dat als je herens wilt ontwikkelen dan moet je ze regelmatig trainen. Voor zover schaken iets met topsport te maken heeft of met hersenarbeid: topschakers trainen ook drie tot zes uur per dag. Het aardige is dat we tegenwoordig de veranderingen in de hersenen kunnen meten. We kunnen vaststellen dat door oefening - bijv. voor jongleren, of voor muziek, bepaalde delen van de hersenen groeien. Zonder oefening groeien die niet, sterker dan sterven er hersencellen af.
Bij regelmatig beeldschermgebruik (in Duitsland en in de VS zitten jongeren tussen 13 en 18 ca 7 uur per dag te kijken naar een beeldscherm) nemen de leerprestaties af. Spitzer signaleert dat van verschillende kanten mensen zich realiseren dat ze het gevoel hebben dat nu ze regelmatig zoeken op het internet, ze het gevoel hebben dat ze zich moeilijker kunnen concentreren op lange teksten. Ondertussen blijkt dat bij jonge mensen soms een schrijnend gebrek aan algemene kennis wordt geconstateerd. Een meisje dat op High School als belangrijk bijvak astronomie had gekozen en daarvoor een goed cijfer had gehaald moest het antwoord schuldig blijven op de vraag hoeveel manen de aarde heeft.
Trouwens, als ik eerlijk ben: ik volg regelmatig de serie NCIS, een serie die regelmatig wordt herhaald. Maar eigenlijk maak ik me er niet zo druk om wat er nu precies aan de hand is. De hoofdfiguren spelen hun vaste rol, in mijn ogen vaak van een stupide banaliteit. En aan het eind van de aflevering, die een kloktijd duurt van een uur, maar na aftrek van de reclame nog maar 38 minuten filmtijd geeft) is het probleem opgelost. Dan hebben de goeien met etrokken pistool of revolver de slechten verslagen. Vraag me niet om uit te leggen wat nu wezenlijk het probleem was.
De kinderen van onze campingburen hebben in ieder geval een rustige reis met film onderweg naar huis.
En ik moet hier stoppen, anders wordt mijn blog te lang om nog te worden gelezen.

Digitaal

Het uitzicht vanaf ons huisje in Luzy is vanmorgen heel beperkt. Na het onweer gisteravond is de regen gekomen. Die bracht mee 'laaghangende bewolking' waardoor alleen de bomen rondom ons huisje nog zichtbaar zijn. Het is zaterdag en wisseling van de wacht. De bewoners van deze week vertrekken en de bewoners voor de volgende week zullen in de loop van de middag aankomen.
Om kwart voor acht vertrok het gezin met twee jongens van een jaar of vier. Ik had gisteren al geconstateerd dat tegen de voorstoelen twee dvd-spelers waren gemonteerd.
'Hardstikke handig,' zei de buurman. 'Je doet er een dvd in en de kinderen kijken naar de film, en als na anderhalf uur de film is afgelopen denk je verrek, het is tijd om wat te drinken. Geen centje pijn.'
Wat deden wij als we met de kinderen in de auto zaten? We zongen vaak een liedje; een aantal van die liedjes is inmiddels op het internet terecht gekomen, maar dat is dankzij onze kleinzoon, die van een jongere generatie is. Of we lieten de kinderen tellen hoeveel rode auto' s we passeerden of tegenkwamen. We moesten er als ouders wel iets aan doen.
Dat is dus nu een stuk eenvoudiger. Met een dvd-speler per kind achter in de auto heb je er als ouders geen omkijken meer naar.
En ondertussen lees ik verder in 'Digitale dementie', misschien gebruik ik het boek nog. Manfred Spitzer, een Duitse hersenonderzoeker, laat zien dat de digitale revolutie slecht tot zeer slecht is voor de ontwikkeling van onze hersenen. De stelling: Als je je hersenen niet oefent gaan ze achteruit. De analogie is eenvoudig. Er zal wel niemand willen  beweren dat topsporters zonder training kunnen. En als ik er al iets over hoor in de krant of elders, dan lijkt trainingsarbeid van drie tot zes uur per dag heel normaal. Het ligt dan ook voor de hand dat als je herens wilt ontwikkelen dan moet je ze regelmatig trainen. Voor zover schaken iets met topsport te maken heeft of met hersenarbeid: topschakers trainen ook drie tot zes uur per dag. Het aardige is dat we tegenwoordig de veranderingen in de hersenen kunnen meten. We kunnen vaststellen dat door oefening - bijv. voor jongleren, of voor muziek, bepaalde delen van de hersenen groeien. Zonder oefening groeien die niet, sterker dan sterven er hersencellen af.
Bij regelmatig beeldschermgebruik (in Duitsland en in de VS zitten jongeren tussen 13 en 18 ca 7 uur per dag te kijken naar een beeldscherm) nemen de leerprestaties af. Spitzer signaleert dat van verschillende kanten mensen zich realiseren dat ze het gevoel hebben dat nu ze regelmatig zoeken op het internet, ze het gevoel hebben dat ze zich moeilijker kunnen concentreren op lange teksten. Ondertussen blijkt dat bij jonge mensen soms een schrijnend gebrek aan algemene kennis wordt geconstateerd. Een meisje dat op High School als belangrijk bijvak astronomie had gekozen en daarvoor een goed cijfer had gehaald moest het antwoord schuldig blijven op de vraag hoeveel manen de aarde heeft.
Trouwens, als ik eerlijk ben: ik volg regelmatig de serie NCIS, een serie die regelmatig wordt herhaald. Maar eigenlijk maak ik me er niet zo druk om wat er nu precies aan de hand is. De hoofdfiguren spelen hun vaste rol, in mijn ogen vaak van een stupide banaliteit. En aan het eind van de aflevering, die een kloktijd duurt van een uur, maar na aftrek van de reclame nog maar 38 minuten filmtijd geeft) is het probleem opgelost. Dan hebben de goeien met etrokken pistool of revolver de slechten verslagen. Vraag me niet om uit te leggen wat nu wezenlijk het probleem was.
De kinderen van onze campingburen hebben in ieder geval een rustige reis met film onderweg naar huis.
En ik moet hier stoppen, anders wordt mijn blog te lang om nog te worden gelezen.

Digitaal

Het uitzicht vanaf ons huisje in Luzy is vanmorgen heel beperkt. Na het onweer gisteravond is de regen gekomen. Die bracht mee 'laaghangende bewolking' waardoor alleen de bomen rondom ons huisje nog zichtbaar zijn. Het is zaterdag en wisseling van de wacht. De bewoners van deze week vertrekken en de bewoners voor de volgende week zullen in de loop van de middag aankomen.
Om kwart voor acht vertrok het gezin met twee jongens van een jaar of vier. Ik had gisteren al geconstateerd dat tegen de voorstoelen twee dvd-spelers waren gemonteerd.
'Hardstikke handig,' zei de buurman. 'Je doet er een dvd in en de kinderen kijken naar de film, en als na anderhalf uur de film is afgelopen denk je verrek, het is tijd om wat te drinken. Geen centje pijn.'
Wat deden wij als we met de kinderen in de auto zaten? We zongen vaak een liedje; een aantal van die liedjes is inmiddels op het internet terecht gekomen, maar dat is dankzij onze kleinzoon, die van een jongere generatie is. Of we lieten de kinderen tellen hoeveel rode auto' s we passeerden of tegenkwamen. We moesten er als ouders wel iets aan doen.
Dat is dus nu een stuk eenvoudiger. Met een dvd-speler per kind achter in de auto heb je er als ouders geen omkijken meer naar.
En ondertussen lees ik verder in 'Digitale dementie', misschien gebruik ik het boek nog. Manfred Spitzer, een Duitse hersenonderzoeker, laat zien dat de digitale revolutie slecht tot zeer slecht is voor de ontwikkeling van onze hersenen. De stelling: Als je je hersenen niet oefent gaan ze achteruit. De analogie is eenvoudig. Er zal wel niemand willen  beweren dat topsporters zonder training kunnen. En als ik er al iets over hoor in de krant of elders, dan lijkt trainingsarbeid van drie tot zes uur per dag heel normaal. Het ligt dan ook voor de hand dat als je herens wilt ontwikkelen dan moet je ze regelmatig trainen. Voor zover schaken iets met topsport te maken heeft of met hersenarbeid: topschakers trainen ook drie tot zes uur per dag. Het aardige is dat we tegenwoordig de veranderingen in de hersenen kunnen meten. We kunnen vaststellen dat door oefening - bijv. voor jongleren, of voor muziek, bepaalde delen van de hersenen groeien. Zonder oefening groeien die niet, sterker dan sterven er hersencellen af.
Bij regelmatig beeldschermgebruik (in Duitsland en in de VS zitten jongeren tussen 13 en 18 ca 7 uur per dag te kijken naar een beeldscherm) nemen de leerprestaties af. Spitzer signaleert dat van verschillende kanten mensen zich realiseren dat ze het gevoel hebben dat nu ze regelmatig zoeken op het internet, ze het gevoel hebben dat ze zich moeilijker kunnen concentreren op lange teksten. Ondertussen blijkt dat bij jonge mensen soms een schrijnend gebrek aan algemene kennis wordt geconstateerd. Een meisje dat op High School als belangrijk bijvak astronomie had gekozen en daarvoor een goed cijfer had gehaald moest het antwoord schuldig blijven op de vraag hoeveel manen de aarde heeft.
Trouwens, als ik eerlijk ben: ik volg regelmatig de serie NCIS, een serie die regelmatig wordt herhaald. Maar eigenlijk maak ik me er niet zo druk om wat er nu precies aan de hand is. De hoofdfiguren spelen hun vaste rol, in mijn ogen vaak van een stupide banaliteit. En aan het eind van de aflevering, die een kloktijd duurt van een uur, maar na aftrek van de reclame nog maar 38 minuten filmtijd geeft) is het probleem opgelost. Dan hebben de goeien met etrokken pistool of revolver de slechten verslagen. Vraag me niet om uit te leggen wat nu wezenlijk het probleem was.
De kinderen van onze campingburen hebben in ieder geval een rustige reis met film onderweg naar huis.
En ik moet hier stoppen, anders wordt mijn blog te lang om nog te worden gelezen.

zondag 19 juni 2016

Voorbereiding

Boodschappen doen voor ons huishouden levert weinig moeilijkheden op. Ik doe het alle weken. Maar vlak voor we met vakantie gaan is het doen van boodschappen niet vanzelfsprekend. We hebben maar een paar artikelen nodig: het lijstje is kort en ongewoon. En sommige dingen op mijn lijstje kunnen eigenlijk ook wel wachten tot na de vakantie.
Als ik bij de schoonmaakartikelen sta en zoek naar een fles Cif die altijd geel was, komt er een dame van zekere leeftijd naast me staan.
'Waar hebben ze de ...' , ze begint te mopperen dat alle artikelen steeds weer ergens anders staan. Eigenlijk zijn ze nergens terug te vinden.
Ik hoor haar aan en geef haar gelijk. Eigenlijk zouden de supermarkten hun artikelen altijd op dezelfde plaats moeten zetten, de fabrikanten alle verpakkingen van de artikelen die ze op de markt brengen steeds gelijk houden. Voor het boodschappen doen zou dat...
Ze onderbreekt de conversatie: zeheeft haar wasmiddel gevonden. Op dat moment zie ik ook de Cif. Is deze groene fles nu de juiste, of moet ik...
' Ach,' zegt ze, 'ik zou hem maar meenemen. Als het niet goed is zeg je geoon dat ze het dan zelf maar moet doen.'
Ze gaat er vanuit dat ik niet zelf het lijstje heb opgesteld.
We lopen verder ieder met zijn eigen lijstje; bij de kassa komen we elkaar weer tegen. Verschillende lijstjes, dezelfde doorlooptijd. Maar nu het ijs gebroken is groeten we elkaar vriendelijk.
Voor haar wordt een nieuwe kassa geopend.

donderdag 2 juni 2016

Mening

Soms denk ik nog wel eens aan mijn vader. Die kon als zich iets nieuws voordeed waarover zijn mening werd gevraagd min of meer wanhopig verzuchten:
'Men denkt tegenwoordig maar dat je overal een mening over hebt.'
Het is de vraag of een man zoals hij die een mening alleen wilde geven als hij zich goed had georiënteerd zich op zijn gemak zou voelen in deze tijd, waarin alles tegelijk gebeurt en moet worden beoordeeld. Achtergronden en feiten lijken nauwelijks nog relevant. Misschien is de wereld wel te complex geworden om nog tijd te kunnen nemen voor een bezonken oordeel. Ik neem de krant van een willekeurige ochtend en zie de koppen:
'Er is weer werk in West-Brabant'
'Amphia: Wij vegen niets onder tapijt.'
'Ruzie over missie in Mali.'
'Kleurtje en een dure bak? Aan de kant.'
'Staking op staking; Belg wordt er wanhopig van.'
'Minister van ongelijke kansen moet aan de bak'
'Hollands glorie bij supertunnel.'
'Vleesvervangers zijn ook niet altijd gezond'
'Volleman voorop in de strijd'
 'Maak van je ontslag het keerpunt in je leven'
En toch: het maakt op mij allemaal de indruk dat het komkommertijd aan het worden is in de krant. Ik scan 's morgens de koppen en vind eigenlijk dat er niets gebeurd is. Tot ik een buurman tegen het lijf loop die vraagt: heb je dat stukje gezien over Van der Veer? Ik moet toegeven dat ik de kop gezien heb, maar niet zover ben gekomen de tekst te lezen. Van der Veer is oud-topman van de Shell die kennelijk een paar dagen geleden is geïnterviewd. Twee lectoren van de NHTV geven commentaar op het interview of liever op de uitspraken die van der Veer volgens de krant heeft gegeven. Als ik het goed begrijp wordt het Van der Veer aangerekend dat de Shell nog niet onmiddellijk alle olieboringen heeft stop gezet en op volle kracht op weg is naar duurzame energie. Hoewel dus Van der Veer niet meer werkt bij de top van de Shell en dus zeker minder invloed heeft op het beleid van het bedrijf dan voorheen wordt hij aangesproken op het beleid van het bedrijf. En in niet mis te verstane termen.
Een heel opmerkelijk commentaar als men in aanmerking neemt dat heel recent op de aandeelhouders vergadering van de Koninklijke Shell een voorstel om het beleid drastisch om te buigen met 94% van de stemmen werd afgewezen. Wat kan Van der Veer met dit commentaar?
Natuurlijk: Het is een mening in de nieuwe rubriek meningen van de krant, maar niet over de mogelijkheden op welke termijn en in welke mate dan ook over te gaan op duurzame energie, maar het is een mening over een ex-werknemer van een bedrijf. En die mening is stuitend.
Mijn vader had gelijk het is praktisch onmogelijk om overal een mening over te hebben. Dat beseffen de lectoren van de NHTV ook, maar ze hebben blijkbaar zelfs geen mening over zaken waarover ze die wel zouden moeten hebben en slaan uit wanhoop driftig om zich heen.     
  
 
   

woensdag 1 juni 2016

Doel

Het is niet altijd even gemakkelijk om te accepteren dat het leven geen doel heeft. Maar als je even nadenkt over het ongelooflijke toeval van ons bestaan en over de evolutie dan kun je er toch moeilijk onder uit. De evolutie is ongericht, de mutaties in ons erfelijk materiaal hebben geen richting. Er zal dan ook geen doel zijn. Misschien moeten we daar met Jaap van Heerden wel blij om zijn. Dat wil echter niet zeggen dat ons leven geen zin heeft. Maar dan moeten we de wereld wel vanuit een breder perspectief zien dan alleen vanuit ons (menselijk) oogpunt of belang.
Volgens de huidige opvattingen is alles met alles verbonden en zeker alles wat leeft. Mensen en dieren kunnen voor hun leven niet zonder zuurstof. Dat is duidelijk, maar als alle mensen en dieren gezamenlijk de beschikbare hoeveelheid zuurstof zouden opnemen duurde het niet lang of iedereen zou zonder adem zitten. Gelukkig wordt zuurstof ook weer voortdurend aangemaakt en wel door (groene) planten, de enige wezens die met behulp van het pigment chlorofyl het licht van de zon om kunnen zetten in energie en... zuurstof. Al die miljarden en  miljarden groene blaadjes en bladeren van planten en bomen zijn gedurende de dag voortdurend bezig om zuurstof te produceren.
Nu is zuurstof in grote hoeveelheden tamelijk agressief. Een te hoge concentratie zou heel vervelende gevolgen kunnen hebben.
Het is dan ook maar goed dat mensen en dieren zoveel zuurstof gebruiken. Gezien vanuit de plant heeft de mens dus een zeer nuttige functie. De mens (samen met de rest van de dierenwereld) houdt de zuurstofconcentratie binnen de grenzen. Als het leven van de mens dan al geen doel heeft, zin heeft het zeker.
We moeten het leven alleen meer bekijken vanuit het perspectief van de plant. Trouwens (met dank aan Oudemans in Plantaardig), wie zegt dat de planten niet intelligent zijn. Weliswaar bewegen ze zich maar heel langzaam, maar ze verspreiden zich toch maar over de hele aarde.
En als u naar de bijgaande foto kijkt kunt u nu zeggen wie hier ten dienste staat van wie? Is dat de rijst die zijn vrucht moet dragen en dan de mens van voedsel voorziet of is dat de mens die zich uitslooft om het de rijst naar de zin te maken en zijn best doet om de rijst over de wereld te verspreiden?  

vrijdag 29 april 2016

Nutteloos, maar wel leuk

'Wat doe je daar?' vroeg de jonge vrouw die aan haar accent te horen uit Amsterdam kwam. We stonden op een camping in de buurt van Orleans. Ondanks het feit dat we diep in Frankrijk waren verschilde het weer niet veel van dat wat we in een Nederlandse zomer konden verwachten: wisselend bewolkt en een temperatuur van omstreeks 17 graden. De vrouw die nu voor onze tent zat waren we al eerder op de dag tegen gekomen aan de rand van het zwembad, waar ze lag te zonnen als de zon achter de wolken te voorschijn kwam en haastig wat kleren aantrok als er weer een wolkenveld voorbij kwam.
Ik was bezig mijn artistieke kwaliteiten aan te boren en probeerde een lepeltje te snijden uit een stuk berkenhout. Ik vertelde waar ik mee bezig was.
'Oh', was het stimulerende commentaar, 'dat deed mijn vader ook, die maakte ook altijd van die nutteloze voorwerpen.'
Mijn hoop op een artistieke carrière zakte onmiddellijk. Ze zat mijn werkzaamheden nog een paar minuten aan te kijken en verdween toen weer naar haar eigen tent, om haar kleren aan te trekken, want de zon was zojuist weer achter een wolk verdwenen.
Het lepeltje dat ik aan het snijden was was artistiek niet veel bijzonders en ook als gebruiksvoorwerp maar van matige kwaliteit, maar het heeft jarenlang dienst gedaan als suikerschep een nuttige functie vervuld in onze kampeeruitrusting.
Inmiddels zijn we vele jaren verder. Maar ik moet nog vaak denken aan dat droge Amsterdamse commentaar als wij voor de aardigheid of anderszins een voorwerp krijgen dat hoofdzakelijk dient als versiering. Snuisterijen is de gangbare uitdrukking, denk ik. Als je ouder wordt komt je huis er mee vol.
Tot de recente aanwinsten behoort een pluche flamingo. Althans ik denk dat het voorwerp in bleek rose een flamingo voorstelt. De twee poten hangen als slappe darmen over de rand van de vensterbank waar hij op terecht is gekomen. Als je het dier in zijn linkervleugel knijpt begint hij te zingen:'holderie-hie-hie, holderie-hie-ho...', terwijl hij met zijn kop en nek draaiende bewegingen maakt. Leuk maar volstrekt nutteloos.
De laatste aanwinst kwam op mijn verjaardag als cadeau voor iemand die alles al heeft. Een glazen pijpje met aan de onderkant een met blauwe vloeistof gevulde bol en aan de bovenzijde een bol in de vorm van een vogelkop, compleet met snavel. Dit laatste attribuut maakt dat het voorwerp werd gepresenteerd als vogel. De vogel werd opgehangen in een rekje, waardoor hij pootjes kreeg. Vóór de vogel werd een glas met water gezet en toen de kop was natgemaakt begon de vogel te slingeren. Na enige tijd sloeg hij voorover met zijn snavel in het water, om zich vervolgens weer op te richten en door te gaan met slingeren. Dat bleef hij doen:
slingeren, snavel in het water en weer terug naar het slingeren. Hartstikke leuk en volstrekt nutteloos. Nutteloos? Toch niet geheel: iedereen die het ziet moet lachen en vraagt zich af hoe het werkt.
Een perpetuum mobile met natte snavel.            

donderdag 14 april 2016

Kapper

Ik ga al bijna veertig jaar naar dezelfde kapper: een dorpskapper in onze vroegere woonplaats Teteringen, gevestigd in een woonhuis. De suite op de begane grond is omgebouwd tot kappers salon, aan de straatzijde voor de heren, aan de tuinzijde voor de dames. De inrichting lijkt ook al bijna veertig jaar hetzelfde. Voor de heren is er een stoel die staat voor de kaptafel met spiegel. Tegen de wand aan de andere zijde van de kamer staan drie of vier stoelen voor wachtende klanten, met een tafeltje waarop de tijdschriften liggen die de kapper al gelezen heeft: Panorama en Privé, alsmede BNDeStem. Echt wat je noemt een ouderwetse kapperszaak.
Boven de spiegel hangt het certificaat, waaruit blijkt dat de kapper vakbekwaam is en bovendien kan ik eruit afleiden dat hij drie jaar jonger is dan ik, Eigenlijk is de kapper dus allang met pensioen. maar zoals hij zelf aangeeft: je hebt toch niets te doen als je met pensioen bent? Dus knipt hij door, maar nu alleen nog in de ochtenduren; het geeft hem contact met zijn klanten.
Deze ochtend was ik de eerste klant en ik hoorde hoe de kapper de trap afkwam om zijn werk op te pakken. Terwijl hij het schort omhing en een papiertje tussen mijn nek en het schort plaatste vertelde ik dat het moeite kostte hem te bereiken door de files langs de singels. Zoals een kapper betaamt vertelde hij me dat ik de verkeerde weg had genomen, ik had...
De deur ging open en een lange magere man met grijs haar stak zijn hoofd om de deur.
'Kan ik me hier laten knippen?'
'Jazeker,' zei de kapper, voor 10€ kan ik uw haar eraf halen.
'Ja, zie je,' zei de man, ik kom van Zuiderhout. Daar is de kapper weg gegaan en nu is er iemand uit Iran, maar die knipt je helemaal kaal. Dus ik kwam eens kijken of het ook anders kan.'
De kapper herhaalde dat hij zich hier kon laten knippen en voegde eraan toe dat hij ook wel naar Zuiderhout wilde komen; hij had daar wel meer klanten, maar dan kostte een knipbeurt 15€.
'Maar als u gaat zitten dan bent u zo aan de beurt.'
De man ging zitten en pakte BnDeStem op en begon zich te verdiepen in het nieuws. De kapper ging door en knipte routinematig mijn haar, zoals hij dat al jaren doet. Hij controleerde of mijn baard een beetje symmetrisch was behandeld en borstelde de haren uit mijn nek.
Ik betaalde en hij stopte zoals hij dat al jaren doet het geld in een doosje in een van de laden van de kaptafel. Toen ik de deur uitliep was de lange magere man nog steeds alleen.
Een rustige ochtend.
   

Deze digitale wereld (2)

Zomaar wat opmerkingen van de laatste week:
- Het gaat tegenwoordig alleen maar over data. Als ik het zo eens bekijk dan zijn er nog maar een paar algoritmen en het enige wat die doen is gebruik maken van de grote databestanden.
- met die apps is geen droog brood te verdienen, daar gaat het helemaal niet om; waar het om gaat is de datastroom die door die apps wordt gestuurd, daar wordt geld mee verdiend: grof geld.
- robots las ik: de komende jaren gaan die de banen van de managers vervangen: robots kunnen veel beter en sneller informatie verwerken en betere beslissingen nemen omdat ze bovendien veel meer factoren in de beslissingen mee kunnen nemen.

Er zijn verschillende werelden aan het ontstaan:
'Kun je even helpen met mijn i-pad,' vroeg de buurvrouw, 'want ik ben de inlogcode kwijt.'
Ze bleek een lastig probleem aangeroerd te hebben. 
En toch: Na enig zoeken vonden we een procedure; die gaf twee mogelijkheden: bijwerken (maar die leverde geen nieuwe code op) of herstel (waarbij alle gegevens zouden worden gewist. De buurvrouw had zich al bij dit eventuele verlies neergelegd, zodat we besloten tot herstel. 
Na enige tijd slaagden we erin om de i-pad opnieuw geïnstalleerd te krijgen. Er moest alleen nog gecontroleerd worden of zij de echte eigenaar was en daarvoor moest ze inloggen met haar apple-id en wachtwoord. Maar wat was haar apple-id?
Uiteindelijk bleek dat ze - toen ze de i-pad kocht - nog geen eigen e-mailadres had. Iets waarin ze zeker niet alleen is. Om de i-pad helemaal nieuw te maken moest het e-mailadres van haar man gebruikt worden. Alles lukte en na een paar uur had de buurvrouw een gloednieuwe i-pad.
 
Het blijkt dat voor veel mensen de verzameling van gebruikersnamen en wachtwoorden een verwarrende bezigheid meebrengt: het beheer van wachtwoorden en gebruikersnamen.
Voor een deel heeft dat denk ik te maken met het feit dat men zich moeilijk kan voorstellen wat er eigenlijk gebeurt wanneer men op het internet bezig is. Ik probeer dat vaak voor te stellen als het proberen binnen te komen in ons eigen appartement waar je voor iedere deur een andere sleutel nodig hebt, en die sleutel krijg je alleen als je inderdaad in het appartement woont. Zo laat iedere internetinstantie waar je naar toe wilt je alleen binnen als je een bekende klant (gebruikersnaam) bent en je een sleutel (wachtwoord) hebt.
Dat is allemaal goed en wel, maar er zijn vele winkels waar je naar binnen wilt: je wilt naar de belastingdienst, naar de ziektekostenverzekering, de elctriciteitsmaatschappij, de vereniging van eigenaren, Albert Heijn, Kruidvat, Bol.com, ....
Er zijn verschillende strategieën mogelijk:
- je kunt voor iedere winkel een andere gebruikersnaam en ander wachtwoord maken: tamelijk omslachtig, want hoe onthoud je al die wachtwoorden? Je moet er een lijstje van maken en dat lijstje wordt al gauw een hele lijst. En die lijst moet je goed opbergen. De buurvrouw had zo'n lijstje, alleen stond er op dat lijstje niet bij welke winkel welke gebruikersnaam hoorde. Bovendien was het lijstje niet compleet.
- je kunt ook één gebruikersnaam met wachtwoord verzinnen en je daarmee aanmelden bij alle internetwinkels. Dat is  wel gemakkelijk, maar als iemand er achter komt kan hij op jouw naam boodschappen doen; dat lijkt niet erg veilig en ook niet erg plezierig.
Vervolgens is de vraag: hoe verzin ik een wachtwoord, dat ik ook nog kan onthouden en dat niet zo voor de hand ligt?

Twee werelden: de ene is die van de grote databestanden waar een klein aantal mensen veel geld mee verdient, de andere die van het individu dat probeert zijn identiteit overeind te houden in een wereld die steeds meer virtueel wordt en al doende bijdraagt aan de databestanden, waaraan dat kleine aantal mensen verdient.
Ik troost me maar met de gedachte dat de individuen die zoveel geld verdienen eigenlijk met hetzelfde probeleem zitten (hoe onthoud ik mijn wachtwoorden?), maar het bijkomende probleem hebben dat ze meer te verliezen hebben dan ik.      

donderdag 17 maart 2016

Deze digitale wereld (1)

Dit jaar is het jaar van de digid met bijbehorend wachtwoord. Het blijkt dat er een website is: mijn overheid, waar ik mijn persoonlijke berichten van de overheid terug kan vinden. En er is een website: mijn belastingdienst, waarop ik mijn belastingaangifte kan doen. In deze maand maart is die belasting aangifte het gesprek van de dag; niet iedereen voelt zich geheel op zijn gemak, ook al zijn de meeste gegevens al door de belastingdienst ingevuld. Het kost enige moeite om in het nieuwe formulier de weg te vinden. Veel vragen verschijnen pas als je de betreffende rubriek aanklikt. Gelukkig heb ik een vrij eenvoudige aangifte: meer dan mijn AOW en mijn pensioen hoef ik niet in te vullen. Er is slechts een kleine moeilijkheid: overige bezittingen.
Omdat ik vermoed dat onder overige bezittingen ook mijn aandeel in het reservefonds van de vereniging van eigenaren zal vallen, klik ik op de betreffende regel en ja hoor, het keuzemenu gaf nu ook een regel voor dat reservefonds.
Hoe groot is eigenlijk dat aandeel? In het vorig jaar kregen we daar een overzicht van per brief toegestuurd, maar ook de Vereniging van Eigenaren is digitaal gegaan. Nu wordt die informatie vermeld op de website van de VVE.  Daar moet ik natuurlijk ook een gebruikersnaam en wachtwoord voor hebben: na enig zoeken vind ik inderdaad de nodige gegevens terug.
Alleen toen ik die gegevens gebruikte kreeg ik de boodschap dat de website van de Vereniging een onveilige website was. Zo onveilig dat de betreffende website niet eens getoond werd.
Nu ben ik niet voor een gat gevangen, maar toen ik via mijn laptop en mijn tablet hetzelfde resultaat kreeg, belde ik maar naar de Vereniging. Daar bevestigde men mijn vermoeden dat de website niet goed werkte. Maar men werkte hard om hem weer online te krijgen. In de tussentijd kon ik wel telefonisch vernemen hoe groot mijn aandeel in het reservefonds is.
Het was nu mogelijk mijn aangifte in te vullen en op te sturen. Voor alle zekerheid printte ik de aangifte uit. Dat werkte. 
De volgende dag stond de buurman voor de deur.
'Heb jij je aangifte al gedaan?'
'Ja.'
'Hoe doe je dat met het reservefonds?  Ik kan er niets van terugvinden.'
Wel,... ik legde het hem uit. Enkele uren later stond hij weer voor de deur.
'Hoe weet ik nu dat de aangifte verstuurd is? Ik heb helemaal geen bevestiging gezien.'
De vraag leek niet helemaal onterecht. Bij de vorige aangifte kwam er nog een afzonderlijke bevestiging van de Belastingdienst dat de aangifte was verzonden. Ik zegde toe dat ik de volgende morgen even langs zou komen om de situatie te bekijken. Ik liet hem mijn uitdraai zien. Die begon met: Verzonden... 
De volgende morgen stond de buurman weer voor de deur. Ik hoefde hem niet meer te helpen: op mijn gezag nam hij aan dat als op de uitdraai stond dat de aangifte was verzonden, dat dan ook het geval zou zijn. Maar ondertussen stond bij hem de koffie klaar.
'Ik heb nog niets van de telefoonmaatschappij gehoord,' zei de buurvrouw toen we de koffie voor ons hadden staan. 'Wil je niet even naar mijn mobieltje kijken?'
Aan dat mobieltje zat een heel verhaal, wat er ontdaan van alle franje op neer kwam dat ze een tijdelijk simkaart in het apparaat had die weer vervangen moest worden als de originele simkaart was bijgesteld. 
Ik keek naar haar mobieltje.
'Hij doet het helemaal niet,' zei de buurvrouw.
Ik drukte op de aan/uit knop en het mobieltje ging aan. Ik draaide mijn eigen nummer en dat ging over.
'Volgens mij werkt hij gewoon,' zei ik nadat ik hem weer had uitgezet.
De buurvrouw nam hem aan en drukte op een knop.
'Deze is veel plezieriger dan die andere. Met dat andere mobieltje kan ik helemaal niet uit de voeten,' zei ze.  Het andere mobieltje was een nieuwer model met navenant meer mogelijkheden. Ik legde haar uit welke knop ze moest gebruiken om haar mobieltje aan te zetten.
'Het is allemaal ook zo ingewikkeld,' zei de buurvrouw.


woensdag 16 maart 2016

Donald Trump

Nu Donald Trump ook in Florida heeft gewonnen en en passant ook Marco Rubio buitenspel heeft gezet, moeten we er ernstig rekening mee houden dat Trump inderdaad uit de bus zal komen als de presidentskandidaat voor de Republikeinse partij. Gelet op de uitspraken die Trump in de afgelopen tijd heeft gedaan lijkt me dat geen prettig vooruitzicht. Ook de Republikeinse partij lijkt niet erg gelukkig met Trump die niet alleen overkomt als een ongeleid projectiel, maar ook nog standpunten verkondigt die rechtstreeks ingaan tegen het conservatieve gedachtegoed en daarbij zijn tegenstanders op een weinig kiese manier voor joker zet. De vraag rijst of de Amerikaanse kiezer in november nog voldoende gezond verstand heeft om he democratisch geluid te continueren.
Het trof me met die spanning in de lucht als een opmerkelijk toeval toen ik vanmorgen op zoek naar een citaat in Powershift de volgende tekst tegen kwam:

Business may be turning out products and profits. But it is hard to resist the suspicion that it is also becoming a popular form of theater. 
The names of business tycoons ricochet through the media like those of Hollywood celebrities. Surrounded by publicists, trained in all the arts of self-promotion, characters like Donald trump or lee Iacocca have become living symbols of corporate power. They are satirized in the comics. They (and their writers) crank out best sellers. Both men have even beenmentioned - or perhaps arranged to have themselves mentioned - as potential candidates for the presidency of the United States. Business has arrived in the Age of Glitz. 

Alvin Toffler (inmiddels 87) schreef deze tekst in 1990! 

In Powershift beschrijft Toffler de overgang naar een andere vorm van machtsgebruik die volgens hem ingrijpende gevolgen zal hebben voor de hele wereld. De macht heeft volgens Toffler drie instrumenten om zich te doen gelden. In de eerste plaats geweld (of het dreigen ermee), geld, en kennis.
in deze reeks is geweld de meest primitieve, omdat met geweld alleen maar gestraft kan worden, geld is al geraffineerder, je kunt er immers ook mee belonen. Maar macht op grond van kennis is de macht van de hoogste kwaliteit. In feite leven we nu in een tijd waarin zowel rijkdom als geweld in toenemende mate afhankelijk zijn geworden van kennis. Nog niet zo lang geleden was een wapen in de eerste plaats een verlengstuk van de vuist, maar wie nu de drones ziet opereren boven het slagveld ziet hoeveel kennis verwerkt is in de huidige wapens. En wie de kredietcrisis heeft gevolgd ziet ook hoeveel daar afhangt van de kennis van algoritmen om uberhaupt te kunnen meedoen op de beurs. En zegt Toffler: het bedrijfsleven had vroeger ook zijn sterren, maar nu is de context volledig anders. De nieuwe glamour van de zakenwereld is een oppervlakkig aspect van de nieuwe economie, waarin informatie (inclusief alles van wetenschappelijke research tot reclame hype) een steeds belangrijker rol speelt.
Trump lijkt wel genoeg geld te hebben om geweld en media in beweging te krijgen. Kan hij ook over voldoende kennis beschikken om de VS te besturen?
 

 

vrijdag 12 februari 2016

Twintig-tachtig

Men zou kunnen veronderstellen dat ik, nu ik de tachtig nader, onder deze titel ga zitten filosoferen over de tijd dat ik nog twintig was. Misschien zou ik me dan met Poggio de Florentijn kunnen afvragen of een oude man moest trouwen, al is die vraag voor mij niet zo relevant.
Maar nee, daarover gaat het vandaag niet. Vandaag gaat het om de twintig-tachtig regel (meestal andersom met de tachtig-twintig regel benoemd), een bekend fenomeen uit de bedrijfsvoering, wellicht meer een ervaringsregel dan een wiskundige bewezen stelling.
De regel kwam weer boven bij het krantenbericht in BNDeStem, dat een aantal buslijnen gaat verdwijnen. De twintig -tachtig regel zegt bijvoorbeeld dat 20% van de producten van een bedrijf 80% van de omzet leveren, de overige 80% van de producten zijn verantwoordelijk voor de overige 20% van de omzet.
Ik vertel daarmee voor bedrijfsleiders niets nieuws.
En toch staat men er denk ik te weinig bij stil.
Zoals een van de veel te weinig gelezen schrijvers uiteenzette, door het toepassen van de twintig-tachtig regel had het openbaar vervoer in Groot Brittannië een zeer praktisch instrument van zelfvernietiging gevonden.
Want ook in het openbaar vervoer geldt de twintig tachtig regel: 20 % van de lijnen in het openbaar vervoer regelen 80% van het (personen)vervoer. De overige 80% van de lijnen verzorgen de rest. De bedrijfsleiding constateert dat de meeste van de 80% van de lijnen onrendabel zijn en besluit daarom deze lijnen af te stoten en zich te concentreren op de 20% rendabele lijnen.
Maar het gekke is dat, als men na het afstoten van de onrendabele lijnen, eens de stand opmaakt de twintig - tachtig regel nog steeds van kracht blijkt. Nog steeds blijkt dat 20% van de lijnen, 80% van het reizigersvervoer voor zijn rekening neemt. De overige 80% van de lijnen die nog maar twintig procent verzorgen van het vervoer blijken wederom grotendeels onrendabel.
Een goede op rendement gerichte bedrijfsleiding stoot ook deze de onrendabele lijnen af.
En u begrijpt het al: wat overblijft is opnieuw een vervoerssysteem waar de twintig tachtig regel geldt.
En een bedrijfsleiding die standvastig het beleid blijft uitvoeren en de onrendabele lijnen afstoot, breekt geleidelijk maar wel systematisch zijn hele vervoerssysteem af. En zo kunnen we verwachten dat Arriva bezig is het hele bussysteem in Breda af te breken als het de lijn doorzet de onrendabele lijnen van de stadsbus op te heffen.
De fout die daar bij gemaakt wordt is dat de afzonderlijke lijnen worden gezien als onafhankelijk van elkaar. Men kan het zo zien: wie niet meer gebruik kan maken van de onrendabele lijn om een eind verder in het netwerk op een rendabele lijn te kunnen stappen, zal dat laatste ook niet meer doen maar onmiddellijk in de auto stappen en naar de eindbestemming rijden.

zondag 24 januari 2016

Antenne

We hebben een antenne op het dak.
Ergens in het afgelopen jaar kwam er een medewerker van de KPN om uit te zoeken hoe de glasvezelkabel die de antenne zou verbinden met het netwerk van de KPN van beneden naar boven zou moeten worden aangelegd. Het was een gemoedelijke man met veel dienstjaren en het uitzicht op een komend pensioen, dat hij in Frankrijk zou doorbrengen. In dit geval was hij werkvoorbereider. Gezamenlijk liepen we de flat door, tot we de toevoerkabel van de bestaande verbinding hadden gevonden.
'Het is,' zei de man, 'het beste om maar binnendoor te gaan.'
Dat leek me een goed plan, al was er tegen de buitengevel al een kastje geplaatst dat ook gebruikt zou worden voor de aansluiting van de antenne. Maar dat kastje was niet van de KPN.
Toen we de plaats hadden gevonden waar de blauwe kabel van de KPN binnen kwam, pakte de man zijn mobiele telefoon en maakte een foto; hij volgde het hele traject van de kabel en maakte op alle punten die hem van belang leken foto's. Zo'n mobiele telefoon is toch wel handig. Het spaart een hoop aantekeningen en schetsen uit.
De bestaande kabel bleek te lopen door de opeenvolgende meterkasten op de tien etages.
'Kijk,' zei de man, 'we kunnen gebruik maken van de pijpen waar de bestaande kabel door heen gaat, want de glasvezelkabel is maar dun.'
Hij maakte de nodige foto's om het traject vast te leggen.
Ik kon het niet goed beoordelen, maar het leek zeer plausibel. Helemaal boven moest de kabel nog door de liftmachinekamer voor hij op het dak uitkwam. Ook dat leek geen probleem: in de liftmachinekamer zat een loze pijp die groot genoeg was en in de vloer verdween. Ongetwijfeld naar de meterkast van de bovenste etage. Misschien had dat even moeten worden gecontroleerd.
Na nog een praatje verdween de man. Hij hoefde zelf de kabel niet te leggen en bovendien was de antenne op dat moment nog niet geplaatst.
In november werd de antenne geplaatst. En in januari werd ik opgebeld, dat men de kabel wilde aanleggen. Officieel had ik daar niets meer mee te maken, maar omdat ik het voortraject had meegemaakt maakte ik daar geen punt van. We maakten een afspraak en de volgende morgen stonden er twee mannen op de stoep. Een grote en een kleine, de kleine leek naar de stem te oordelen een vrouw te zijn. Hij of zij - er was geen aanleiding om dat verder te onderzoeken - had een tablet, waarop ik zag dat de foto's stonden die bij de vorige gelegenheid waren genomen.
'We moeten in de fietsenstalling zijn,' zei de grote man, aan wie ik inmiddels de nodige sleutels had uitgeleend. Hij wees op een van de foto's.
Ik leidde het paar langs de plaatsen waar de foto's waren genomen. Toen we helemaal boven waren, dachten ze dat ze het verder wel alleen af konden: ze gingen materiaal halen en kabel trekken. Ik ging naar huis.
Na een uur ging de bel. Ze kwamen de sleutels terugbrengen. Ik vroeg of alles goed gegaan was.
'Nou nee,' zei de grote man, 'het werkt niet. We kunnen op deze manier niet de kabel trekken. Trouwens die loze pijp in de liftmachinekamer is niet alleen loos, maar loopt ook niet door.'
'En nu?'
'Nu gaan we buitenom, we maken gebruik van de kabelgoot (die inmiddels was aangelegd) vanaf dat kastje beneden. Maar dat mogen wij niet doen, dus daar komt iemand anders voor.'
De kleine persoon die vermoedelijk een zij was, had het tablet inmiddels opgeborgen. Van de foto's zal naar mijn schatting geen gebruik meer worden gemaakt.  
     

donderdag 7 januari 2016

De tandarts

Ik lig op mijn rug in de stoel van de tandarts. Als ik omhoog kijk - en veel andere kanten kan ik niet uitkijken - kijk ik in de prachtige ogen van de tandarts. Ze heeft prachtige ogen en ik ben gefascineerd door de concentratie en aandacht waarmee ze in mijn mond kijkt. Nou ja, kijken, ze is aan het werk en ik sper mijn mond zover mogelijk open, probeer mijn tong een beetje stil te houden en de slikimpuls te onderdrukken. Eigenlijk is dit niet zozeer een tandarts stoel als wel een operatietafel. Want naast de tandarts die met twee handen het gat voor een vulling staat uit te slijpen, staat ook de assistente. En zij probeert mijn mond weer leeg te zuigen, want de boor van de tandarts wordt gekoeld met water.
De assistente heeft een haast onmogelijke taak; ze kan niet zo goed in mijn mond kijken omdat de tandarts haar het uitzicht voor een deel beneemt. Als ik mijn ogen een beetje draai, terwijl ik mijn mond in de goede stand probeer open te houden kan ik een stukje van de assistente zien. Ik zie hoe ze probeert om de handen van de tandarts heen te kijken waar het water in mijn mond terecht komt. Daar steekt ze de afzuig in. Meestal gaat dat goed, maar soms prikt ze een beetje te ver en dreig ik te stikken. Er zitten nu drie handen in mijn mond die al gevuld was met een paar wattenrolletjes om het vocht te absorberen.
Ik lig niet zo gemakkelijk in deze stoel, want eigenlijk is de zitting te kort, terwijl mijn voet geen steun heeft; mijn knie hangt een beetje over de rand van de zitting heen en begint ongemakkelijk te voelen, ik probeer met mijn andere been het ene wat te steunen, maar veel helpt het niet.
En terwijl ik daar zo lig met drie handen in mijn mond, terwijl het boren maar ternauwernood langs de zenuwen van mijn kies gaat moet ik denken aan de tandarts in Amsterdam in de eerste jaren na de oorlog. Ik kwam daar om het beugeltje in mijn mond te laten bijstellen. De tandarts stelde het vaak zo strak af dat ik er na een paar uur last van kreeg en het beugeltje maar in mijn zak stak. Ik denk dat de tandarts toen ook al een automobiel tijdschrift in de wachtkamer had liggen, maar het enige wat ik me van de tijdschriften in zijn wachtkamer kan herinneren is de aanmoediging om een dr Hushkind sigaret te roken.
Die tandarts had denk ik nog geen assistente; hij had het wel druk en patiënten kregen niet meer dan tien minuten voor een afspraak. Die tien minuten waren toen de tijd daar was lang genoeg om een verdoving te zetten en dan de volgende patiënt te behandelen voor mijn kies werd getrokken. Maar ja dat alles is al weer zestig jaar en meer geleden. En sindsdien is de tandarts meer met kiesbesparende operaties bezig dan met kiezen trekken die in de weg zitten.
Zo, zei de tandarts, terwijl ze de laatste watten uit mijn mond haalde en de assistente haar zuigapparatuur schoonmaakte, u kunt er weer een tijdje tegen. U begrijpt wel dat het langzamerhand alleen maar lapwerk is, hè? Als onder deze vulling weer een gaatje ontstaat dan kan ik het niet meer repareren.
Ik knik berustend, blij dat ik mijn wangen weer in een gewone houding kan brengen en kijk nog eenmaal in die prachtige ogen.
Tot de volgende keer.