woensdag 28 maart 2018

Kan het ons eigenlijk wat schelen?

Het is op het ogenblik wel vrijwel zeker: vanuit Rusland zijn pogingen in het werk gesteld om de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden met als gevolg dat Trump is gekozen als president.
Het feit op zich wordt nauwelijks meer tegen gesproken, de vraag is nog hoe sterk was de invloed?
De openbare aanklager Muller zal dat wel uitzoeken.
Het lijkt erop dat ook het Brexit referendum anders had kunnen aflopen. Het lijkt er op dat Cambridge Analytica met Big Data van o.m Facebook ook dat proces heeft beïnvloed.
In beide gevallen (Amerikaanse verkiezingen en Brexit) waren de marges maar klein. En in beide gevallen was de uitkomst niet verwacht en slechts door een enkeling voorspeld.
Maar wel bleek dat de pogingen de stembusuitslag te beïnvloeden niet waren beperkt tot de VS en het UK. Volgens de berichten werden dezelfde trucs uitgehaald of gepland voor andere verkiezingen in andere landen.
Het lijkt duidelijk: het internet heeft behalve grote voordelen ook wat bezwaren. Die bezwaren zitten met name in het onvoldoende gevoel voor veiligheid bij de gebruikers.
In BNDeStem van vanmorgen is het een openingsartikel: Roep om stemcomputer kansloos.
Het blijkt dat er in enkele gemeenten wat onregelmatigheden hebben plaatsgevonden tijdens de verkiezingen voor de gemeenteraden.
De burgemeester in Bergen op Zoom wil daarom terug naar de stemcomputer. Ik kan me die verzuchting van de burgemeester wel voorstellen. Ik heb - zij het lang geleden - wel meegewerkt op stembureaus. Bij een lage opkomst is het de hele dag wachten op de kiezer. En dan: na sluitingstijd de stress om de stembiljetten te ordenen en te tellen, en vooral de tellingen te controleren en de uitslag zo snel mogelijk doorgeven. En de burgemeester is uiteindelijk verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in de stembureaus.
Voor dat soort situaties is de stemcomputer een uitkomst. Zodra de deur achter de laatste kiezer is gesloten, druk je op de knop en rolt de uitslag uit de machine. En als je de machines nu aan elkaar koppelt, hoef je ook niets meer door te geven: het regelt zich vanzelf.
Maar dan: hoe zat het ook alweer? We hadden toch een tijdlang stemcomputers? Waarom hebben we die toen ook al weer afgeschaft? Was het niet omdat de controle op de uitslag niet werd vertrouwd? Was het niet omdat toen werd beseft dat de computer manipuleerbaar was?
Zoals gezegd: Ik kan me de verzuchting van de burgemeester wel voorstellen. Maar ik lees in hetzelfde artikel dat ook de VNG (de Vereniging van Nederlandse Gemeenten) vindt dat de stemcomputer maar weer moet worden ingevoerd. Argument: het spaart arbeidsuren.
Weet ook de VNG niet meer waarom we met de hand moeten stemmen?
Het geeft mij het gevoel: we lezen niets, we horen niets en we zien niets.
Of:
Het groeit ons boven het hoofd en we kunnen het niet meer overzien.
Of:
De veiligheid van onze democratie interesseert ons helemaal niets.
Arbeidsuren uitsparen dat is belangrijk.
Over de vreugden van het internet: Het aantal pogingen om via het internet mensen te plukken neemt hand over hand toe. Wat blijkt: mensen worden opgebeld door iemand die zich voordoet als vertegenwoordiger van Microsoft met de smoes dat er iets in de software niet goed is. En aangezien mensen meestal goed van vertrouwen zijn geven ze de 'persoon van Microsoft' toegang tot hun computer en laten hun bankrekeningen leeghalen.
Voorwaar een lucratieve bezigheid. Alleen niet voor de slachtoffers.
O ja, een artikel over deze vorm van diefstal stond of staat in dezelfde aflevering van BNDeStem. Er wordt geen verband gelegd tussen de verschillende fenomenen. En terecht toch?
Diefstal is iets anders dan gedragsbeïnvloeding, nietwaar?
In de VS heeft Zuckerberg zich bereid verklaard zich te verantwoorden voor het congres voor het misbruik van Facebook. De rel rond Facebook heeft er al toe geleid dat een aantal rijke klanten zijn rekening heeft opgezegd. Hoe ziet u dat? In mijn omgeving ken ik nog niemand die dat voorbeeld heeft gevolgd.
Weet u: de laatste tijd moet ik iedere keer weer denken aan Waterschapsheuvel. Kent u het verhaal nog?
Kan het ons eigenlijk wat schelen?


zaterdag 24 maart 2018

Een oude man

Het lijdt geen twijfel. Ik ben een oude man, voor velen misschien wel een vieze oude man, maar daarover wil ik vandaag geen discussie voeren.
Het eigenaardige van het feit dat je een oude man bent (voor oude vrouwen geldt dat trouwens evenzeer) is dat je verleden zo lang is. En dan kan het gebeuren dat er beelden bij je boven komen met het gevoel: er was toch... Zo belde mijn moeder een keer op toen ze 94 was (naar aanleiding van een discussie in het zorg centrum waar ze verbleef) met de vraag:
'Er was toch in het begin van de twintigste eeuw ook een periode dat we zomer en wintertijd hadden? Kijk dat eens voor me na.'
Ik keek en ze had gelijk. In 1916 werd ook in Nederland de zomertijd ingevoerd.
Dat gevoel van er was toch overkomt me tegenwoordig ook zo nu en dan als ik boeken van deze tijd lees.
Zo'n gevoel krijg ik ook als ik het boek van Thierry Baudet (De aanval op de Natiestaat) lees. Thierry betoogt dat de Europese elite vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw met een groot complot bezig is de natiestaat te ontmantelen. Dat kan natuurlijk al geloof ik niet zozeer in een dergelijk complot. Daarvoor is de politiek ter wisselvallig. Maar ik mis in het betoog wel iets.
Wat ontbreekt is de politieke, economische en militaire situatie(s) die bestonden in die tweede helft van de twintigste eeuw.
Toen in 1945 de oorlog met Duitsland eindigde, werd Duitsland verdeeld in vier bezettingszones, een Amerikaanse, een Russische, een Engelse en een Franse.
In die tijd werd de communistische dreiging in Nederland nog serieus genomen, er werd een nieuwe verdedigingslinie aangelegd: de IJssellinie. En voordat ik in 1964 een baan aan kon nemen bij het Rijk moest ikzelf en mijn hele familie onderzocht worden op communistische sympathieën. Toen ik in 1958 voor de eerste keer in de VS zou komen kreeg ik van mijn baas het dringende advies om in mijn paspoort niet te laten zetten dat ik geen kerk aanhing. Mijn identiteit werd bij binnenkomst in de VS vastgelegd op een formulier met een afdruk van alle tien mijn vingers. Van deze politieke werkelijkheid vinden we bij Baudet geen woord terug.
Van de militaire situatie met de wapenrace tussen Rusland en de VS die zijn hoogtepunt vond in de Cuba crisis (ik kan me nog het gevoel van opluchting herinneren, ik voer  toen in de Caraïbische Zee, toen Rusland besloot zijn raketten van Cuba terug te trekken.) vinden we bij Baudet niets terug. Die militaire werkelijkheid bracht onder meer met zich mee dat het nog in 2005 nieuws was dat Amerika een aantal Amerikaanse bases in Duitsland sloot.   
Ook van de val van de Muur tussen Oost- en West-Berlijn lijkt Baudet geen weet te hebben, noch ook van het feit dat met die val opnieuw een nieuwe politieke realiteit ontstond met onder meer de vraag hoe wordt de relatie tussen Frankrijk en Duitsland zou moeten worden, hoe gaan we om met die landen die plotseling het gevoel kwijt waren onder de druk van Moskou te leven. 
Voor Baudet lijkt het woord staat een abstracte, juridische werkelijkheid ontstaan ergens in de 17e eeuw toen een goed kanon een kogel over een afstand van 3,5 km kon laten inslaan. Het lijkt erop dat voor Baudet de wereld sindsdien niet veranderd is en dat dat dus ook geen gevolgen heeft voor zijn beeld van het begrip staat.
Tegenover het boek van Baudet over de Aanval op de Natiestaat (2012) staat het Engelse boek van Alan S. Milward The European Rescue of the Nation State (2000). (Hoe Europa de Natiestaat Redde) dat wel ingaat zowel op de feitelijke omstandigheden in Europa als op de ontwikkeling van het begrip staat. (dit boek wordt niet genoemd in de bibliografie bij het boek van Baudet.)
Het grote vergeten van het verleden vinden we niet alleen bij Baudet. In The Dumbest Generation betoogt Mark Bauerlein dat de algemene kennis van de wereld bij de Amerikaanse jongeren onrustbarend afneemt met name door het toenemend beeldscherm gebruik. (computers, tablets, games, televisie). Misschien een demonstratie van zijn observaties vinden we bij Koen de Leus (Winnaarseconomie):
'Gedurende meer dan vijftigduizend jaar modderden de mensen maar wat aan en konden ze amper in levensonderhoud voorzien.'
Inderdaad het wereldbeeld van een onbenul.
En dat komt allemaal voorbij als je ouder wordt. 


maandag 12 maart 2018

Democratie

Tegelijk met de stempas viel ook de Verkiezingskrant 2018 in de bus. In de Verkiezingskrant presenteren 14 politieke partijen zich voor de verkiezingen die over een goede week moeten plaatsvinden.
Ik zeg veertien maar helemaal zeker ben ik er niet van. Want op een van de bladzijden staat een presentatie van Surplus. Is dat ook een politieke partij? Het zal wel niet. Maar de advertentie is van dezelfde grootte is als de advertenties van de politieke partijen.
In de advertentie van de Bredase Stadspartij lees ik dat er steeds minder Bredanaars de moeite nemen om hun stem uit te brengen. Bij de verkiezingen van 2010 en 2014 was dat nog maar 48,1% resp. 47,9% van de kiesgerechtigden. Met getallen kun je goochelen. Toen ik in 1970 in Breda kwam werden ook verkiezingen gehouden. Het waren de eerste gemeenteraadsverkiezingen na het afschaffen van de opkomstplicht. De opkomst in Breda was toen ongeveer 54%.
Maar de bevolking van Breda was toen ongeveer 120 000 tegen nu ongeveer 180 000. Het is dus maar de vraag of het aantal opgekomen kiezers sindsdien wel zoveel kleiner is geworden. Het is ook maar de vraag of het erg is. Een hoge opkomst betekent meestal dat er iets erg mis is. Misschien dat een opkomst van ongeveer 50% wel een aanwijzing is dat de burger relatief tevreden is over zijn bestuur.
Wat willen veertien partijen voor Breda?
Om te beginnen bij de laatste partij in deze verzameling: de Stadspartij is voorstander van de direct gekozen burgemeester, referenda en een betere weerspiegeling van de samenleving in de gemeenteraad. Dat betekent vermoedelijk dat de huidige vertegenwoordiging niet goed is of niet goed genoeg. De stadspartij vindt dan ook dat menswaardige zorg een recht is dat alle inwoners toekomt.
50Plus, dat zich solidair verklaart met jong en oud, wil dat voor zorgtaken bestemd geld uitsluitend aan die zorg wordt besteed en niet wordt ingezet voor andere doelen.
Zorg is een belangrijk punt voor alle partijen die daarmee aan willen geven ook sociaal met de inwoners mee te denken. Begrijpelijk, want iedereen merkt dat de zorg een steeds groter aandeel van de begroting opslorpt.
Maar afgezien van de zorg blijken alle politieke partijen het beste voor te hebben met Breda. En dat doet een mens goed. Maar noch uit de Verkiezingskrant, noch ook uit het verkiezingsdebat dat een week werd gehouden was er veel veel verschil te bespeuren tussen de partijen. Hetgeen vermoedelijk betekent dat het ook niet veel uitmaakt op welke partij je stemt.
Ik hoor wel eens mensen die vinden dat het grote aantal partijen de dood in de pot is voor de democratie. Ik kan die opvatting eigenlijk niet delen.
Goed beschouwd zouden verkiezingen waarin 39 partijen de 39 zetels van de Bredase gemeenteraad de meest democratische afspiegeling zijn van de bevolking denk ik. Als je het aantal zetels nog wat uitbreidt en rekening houdt met de lage opkomst kom je met de raadsvergaderingen al gauw in de buurt van een referendum. En sommige partijen noemen zich daar een groot voorstander van. Directe democratie.
Vroeger spraken we over die directe democratie wel als over de bekende Poolse landdag.


Een boek

Zaterdag; de eerste dag van de boekenweek. Ik sta bij de kassa van de boekhandel. Aan het eind van de middag zal er nog een boekpresentatie plaatsvinden door mijn docent creatief schrijven. Die mag ik natuurlijk niet missen.
Maar nu vraag ik naar het boek dat Anneke opgegeven heeft. De verkoopster zegt nadat ze het internet overhoop gehaald heeft:
- Dat boek hebben we niet in voorraad en het is ook niet meer in de handel.
Ik zeg quasi wanhopig:
- Hoe moet dat nu? Zo kan ik toch niet thuis komen?
Achter me hoor ik een gelach. Als ik me omkeer legt een vrouw van zekere leeftijd haar hand vertrouwelijk op mijn arm en zegt:
- Ik heb nog zo'n  tas met boeken die weg moeten.
Ze wijst met haar handen een onmogelijk grote tas aan. Zelf heeft ze het boek dat ze net heeft verworven als een schat tegen zich aan gedrukt. Mazzeltov, een verhaal over een orthodox Joodse familie in Antwerpen.
- Ja, zegt de vrouw en laat me haar aanwinst zien, dit boek moest ik hebben.
Ze kijkt me aan, een tengere vrouw met beige-achtige kleding. Ik vind het moeilijk haar leeftijd in te schatten. Maar het schatten van leeftijden wordt naar mijn gevoel toch steeds moeilijker. Dat kan aan mijn leeftijd liggen, waardoor ieder ander steeds jonger lijkt. Het kan ook aan de maatschappij liggen die voortdurend bezig is mensen gezonder en jonger te laten zijn.   
- Iedereen ziet me aan voor een Jodin, zei ze lachend.
- Dus daar wilde ik wel eens een bewijs van hebben. Met mijn zusje die een paar jaar ouder was, maar nu al weer een tijd overleden ben ik aan het zoeken geweest. We kwamen in Antwerpen. Zie je mijn vaders naam is wel Nederlands of Vlaams, maar mijn moeders naam zou afkomstig kunnen zijn van Cohen.
Ik knik, Cohen klinkt wel als een Joodse naam.
- Maar, vervolgt mijn gesprekspartner, dat ..eh..
- Archief?
- Ja, dat archief was verbrand, zodat we niet verder kwamen. Ze waren in Antwerpen aan het zoeken geweest.
Ze lachte weer
- Dat zie je vaak, met die oude archieven. Het onderzoek naar mijn stamboom hield ook op omdat de kerk waarin de stukken bewaard waren verbrand was.
- Vandaar dat ik geïnteresseerd ben in dit boek. Ik heb het telefonisch besteld, want ik dacht wel dat het niet in voorraad zou zijn. Maar nu heb ik het toch.
Ze liet het nog eens zien. 
- Ik ben overal geweest over de hele wereld ook in Israël. Dan kwam ik na de vakantie weer terug op school (want ik was docent) en dan vroegen ze waar ik nu weer was geweest. En dan zei ik in Israël.
- Geeft u nog steeds les?
Het leek me wat onwaarschijnlijk, maar de chronologie van haar verhaal was wat verwarrend. Ze vertelde over Israël alsof ze er pas was geweest.
- Nee, welnee, ik ben gepensioneerd. Ik zeg wel tegen de mensen ik ben bijna tachtig. Nou ja niet echt. Ik ben achtenzeventig. Het schiet toch al op.
Ze pakte de draad weer op:
Iedereen ziet me aan voor Jodin. Ik kon in Israël overal zonder meer in. Ze had daar een vriend die zei:
- Je moet je wel anders aankleden hoor.
Ze wees op haar rok die tot zo'n tien centimeter onder haar knie hing.
- Nou, zei ze, toen heb ik mijn ceintuur losgemaakt en mijn rok een eind laten zakken en gevraagd of het zo goed was. Nou toen mocht het. Ik voelde me daar ook onmiddellijk overal thuis.
Alleen de moskee, daar mocht ik niet in. Iedereen ziet me aan voor Jodin zie je.
- Waaraan zien ze dat dan?
- Aan mijn grote neus, denk ik.
Ze lachte weer.
- Maar ik vind het niet erg. hoor. Maar daarom wilde ik dit boek hebben.
Ze keek om zich heen.
- Ik kom hier niet zo vaak, zie je. Met de fiets is het nog een eind, ik woon in de IJpelaar en met de auto kun je hier niet zo gemakkelijk parkeren.
- Je zou kunnen parkeren achter de Albert Heijn.
- Ja, zei ze, dat is eigenlijk een goed idee. Nou het was leuk met je kennis te maken. Ik ben Mireille.
Ze gaf me een hand. En ik noemde mijn  naam.
- Wel Jaap, nu weet je alles van mij en ik weet niets van jou.
Ze verdween tussen de boeken.
Ik keek ook verder. Want voor het boekenweekgeschenk moest ik toch met wat thuiskomen. Ik vond het laatste raadsel van Fermat. En natuurlijk moest ik ook het boek hebben dat deze dag zou worden gepresenteerd.
Bij de presentatie vertelde de schrijfster iets over de geschiedenis van het boek (Verdwaaltijd) dat volgens haar twee verhaallijnen bezat. 
Opvallend was in deze digitale tijd dat ze het boek met de hand geschreven bleek te hebben. Een foto van een stapel schriften toonde de eerste versie van het boek.