woensdag 10 mei 2017

Verleden

In Robot aan het stuur - wat naar mijn gevoel overigens een goed boek is - constateert de schrijver Jochanan Eynikel:
'Zeker op technologisch vlak zijn daar lange tijd nauwelijks wezenlijke veranderingen aan toegevoegd.'
Volgens de schrijver zou een modale burger niet veel verschil merken als hij van 1500 n.Chr. plotseling naar de tijd van 1500 v.Chr zou zijn verplaatst.
Categorische uitspraken als deze roepen bij mij altijd wat vraagtekens op. Is dat nu zo?
Het is een bekend verschijnsel dat steeds weer het gevoel wordt gewekt dat onze tijd bijzonder is. Misschien is dat wel zo. Maar tegelijkertijd zit er iets in van wat mijn vader noemde 'onderschatting van het verleden'. En ook zou ik wel eens iemand willen zien die in staat was een innovatieindex te ontwikkelen: een index die aangeeft het aantal innovaties per 1000 bewoners van deze aarde. Daarbij moet worden rekening gehouden met de beschikbare communicatiesnelheid om vernieuwingen te verspreiden en te delen.
Wat gebeurde er eigenlijk in die 3000 jaar die nauwelijks veranderde?
We zouden kunnen beginnen natuurlijk met de overgang van de bronstijd naar de ijzertijd. Om die overgang mogelijk te maken moest de mens technieken ontwikkelen om erts voldoende te verhitten. Een aantal fundamentele doorbraken die de samenleving grondig hebben veranderd.
Laten we ook eens denken aan de uitvinding van papier, waardoor de verspreiding van kennis met sprongen vooruit kon gaan.
Het is een uitvinding die de vergelijking met de uitvinding van de halfgeleider kan doorstaan.
En laten we eens denken aan de ontwikkeling van de watermolen en later de windmolen waardoor de mens energie kon ontwikkelen die onafhankelijk was van zijn eigen lichamelijke mogelijkheden. Zonder deze vormen van energieopwekking zou er geen elektriciteit zijn geweest. Hoeveel innovaties op het gebied van hout en metaalbewerking waren nodig om een werkend waterrad te fabriceren?
Of denkt men nu dat er iemand zomaar is begonnen aan het bouwen van een watermolen?
Wat te denken van de ploeg, het gareel, de stijgbeugel en het halster? Of de scheepsbouw?

Allemaal innovaties die de wereld veranderden. Allemaal innovaties voor 1500 die geleidelijk de beheersing van de voedsel voorziening verbeterden waardoor de wereldbevolking kon toenemen en de bevolking na 1500 kon beginnen met het veroveren van de wereld.

Wat redelijk zeker lijkt is dat de bevolking op aarde na 3000 v.Chr. is toegenomen. Als de innovatieindex (het aantal innovaties per 1000 bewoners per jaar en per regio met meer dan 10 inwoners per km2) nu eens constant zou zijn gebleven, hoeveel innovaties zouden er dan vandaag de dag moeten zijn om gelijke tred te houden met het innovatietempo van het verleden?
Wat in de hedendaagse beschouwingen over de snelheid van verandering naar mijn gevoel te weinig in rekening wordt gebracht is dat de technische ontwikkeling in het verleden niet alleen betrekking heeft op de handigheid in het maken van energie opwekkende apparaten of machines maar op alle leefgebieden van de mens. Dus ook op de chemie die nodig was om bepaalde kleuren van het schilderspalet te maken. Op het maken van de beste soorten linnen en wol. Op het ontstaan van zijde aardewerk en drukwerk, enz.
Wat deze/onze tijd bijzonder maakt is, denk ik, dat we nu de integratie beleven van al deze technische ontwikkelingen. Het is de tijd van technische integratie. We komen er nu pas achter wat we allemaal aan kennis en kunde hebben verzameld doordat al die technieken worden geïntegreerd in de apparatuur die de mens maakt.
Wat het interessante is dat al die verzamelde en geïntegreerde kennis begint te lijken op de mens: we noemen hem Robot.

zondag 7 mei 2017

Denken

'Weet jij,' vroeg ik aan het meisje dat me koffie kwam brengen, 'wat denken is?'
Ze keek me verschrikt aan, maar herstelde zich onmiddellijk.
'Wat zegt u?'
Ik herhaalde mijn vraag.
'Maar meneer, en dat op de vroege ochtend.'
De vroege ochtend (het was inmiddels ongeveer kwart over tien) is kennelijk geen goede tijd om filosofische vragen te stellen of gesprekken aan te gaan. Ze draaide zich om met het blad in de hand.
'Ik zal er eens over denken,' beloofde ze.
Of dat enig resultaat heeft gehad weet ik niet, want ze heeft het onderwerp niet meer aangesneden. Een vreemde vraag van een vreemde oude  man...

Voor mij was de vraag niet zo vreemd. Ik had zitten lezen in het boek 'Machines die denken'. Een kloek boek weer. Het is me iedere keer een raadsel hoe men er in slaagt, zoveel bladzijden (544) met tekst te vullen. Nu is dit boek een compilatie van een grote hoeveelheid teksten van verschillende schrijvers. Die schrijvers zijn niet zomaar Jan en alleman; velen van hen zijn hoogleraar of wetenschapsredacteur, zoals Steven Pinker die een leerstoel bekleedt aan de faculteit Psychologie van Harvard. Of Nick Bostrom, hoogleraar University of Oxford.
Deze mensen hebben wel een mening. Steven Pinker zegt:
'Om te beginnen hebben we nog tijd genoeg voor een goede planning. AI op een menselijk niveau ligt nog steeds vijftien tot vijfentwintig jaar in de toekomst, en dat was altijd al zo.'
Vooral dat stukje tekst na de komma stelt me voor raadsels.
Maar ook John Markoff (wetenschapsredacteur van The New York Times) heeft duidelijk een mening:
'Niets wijst erop dat we binnenkort over machines beschikken die op een menselijke manier denken, maar er bestaat ook weinig twijfel dat in een wereld waarin alles door internet met elkaar verbonden is de kunstmatige intelligentie weldra veel zal imiteren van wat de mens doet, zowel op het fysieke als op het intellectuele vlak.'

Er is voor mij een klein, maar niet geheel onbelangrijk detail: geen van deze schrijvers neemt de moeite uit te leggen wat eigenlijk denken is. Dat zou ik toch moeten weten wanneer ik een beeld wil krijgen hoe het denken van de mens 'denken op een menselijke manier' verschilt van dat wat een machine doet. Want er is blijkbaar een menselijke manier van denken.
Ik 'denk' vermoedelijk te eenvoudig in die dingen. Alan Turing heeft indertijd een test voorgesteld die wat mij betreft hierop neerkomt: als ik niet kan zien wie ik voor me heb en een probleem aan een mens en een machine voorleg en ik kan niet vast stellen of het antwoord van de mens of van de machine komt, dan 'denken' ze op hetzelfde niveau.
Een praktische uitvoering van de Turing test zou je kunnen vinden in de manier waarop in de afgelopen dertig tot veertig jaar de computer wordt getest in spelsituaties. Stapsgewijs heeft IBM zijn machines uitgeprobeerd in het schaken in Jeopardy! en in Go. Over dit laatste constateert Eynikel:
'Zonder altijd alle mogelijkheden te moeten berekenen - wat een onbegonnen taak is - leerde AlphaGo almaar beter inschatten in welke situaties welke spelbeweging tot meer en minder succes leidt. AlphaGo speelde met andere woorden steeds meer op basis van ervaringen en ... intuïtie.'

Mijn indruk is dat de snelheid waarmee de technologie zich ontwikkelt nog steeds en bij voortduring wordt onderschat, enerzijds omdat men aan de eigenschappen van de mens vaak mystieke kwaliteiten toekent, anderzijds omdat men zich te weinig realiseert dat technische ontwikkeling van de computer niet alleen plaats vindt door mensen die aan computers werken, maar het resultaat is van ontwikkelingen in alle kennisgebieden tegelijkertijd, ontwikkelingen die elkaar beïnvloeden; synergie noemt men dat.
Er is alle aanleiding om aan te nemen dat we niet nog alle tijd hebben, maar dat we al te laat zijn. Om wezenlijk invloed op het toekomstig gedrag van denkende machines te hebben zou er al lang een internationale organisatie bezig moeten zijn die aan de producenten van denkende machines oplegt met welke waarden machines moeten worden geprogrammeerd. Asimov realiseerde zich dat al. Maar sinds we drones inzetten als wapen zijn zijn opvattingen duidelijk achterhaald.

Ik ben eigenlijk benieuwd of dat meisje van vanmorgen nog heeft nagedacht over denken.