donderdag 7 januari 2016

De tandarts

Ik lig op mijn rug in de stoel van de tandarts. Als ik omhoog kijk - en veel andere kanten kan ik niet uitkijken - kijk ik in de prachtige ogen van de tandarts. Ze heeft prachtige ogen en ik ben gefascineerd door de concentratie en aandacht waarmee ze in mijn mond kijkt. Nou ja, kijken, ze is aan het werk en ik sper mijn mond zover mogelijk open, probeer mijn tong een beetje stil te houden en de slikimpuls te onderdrukken. Eigenlijk is dit niet zozeer een tandarts stoel als wel een operatietafel. Want naast de tandarts die met twee handen het gat voor een vulling staat uit te slijpen, staat ook de assistente. En zij probeert mijn mond weer leeg te zuigen, want de boor van de tandarts wordt gekoeld met water.
De assistente heeft een haast onmogelijke taak; ze kan niet zo goed in mijn mond kijken omdat de tandarts haar het uitzicht voor een deel beneemt. Als ik mijn ogen een beetje draai, terwijl ik mijn mond in de goede stand probeer open te houden kan ik een stukje van de assistente zien. Ik zie hoe ze probeert om de handen van de tandarts heen te kijken waar het water in mijn mond terecht komt. Daar steekt ze de afzuig in. Meestal gaat dat goed, maar soms prikt ze een beetje te ver en dreig ik te stikken. Er zitten nu drie handen in mijn mond die al gevuld was met een paar wattenrolletjes om het vocht te absorberen.
Ik lig niet zo gemakkelijk in deze stoel, want eigenlijk is de zitting te kort, terwijl mijn voet geen steun heeft; mijn knie hangt een beetje over de rand van de zitting heen en begint ongemakkelijk te voelen, ik probeer met mijn andere been het ene wat te steunen, maar veel helpt het niet.
En terwijl ik daar zo lig met drie handen in mijn mond, terwijl het boren maar ternauwernood langs de zenuwen van mijn kies gaat moet ik denken aan de tandarts in Amsterdam in de eerste jaren na de oorlog. Ik kwam daar om het beugeltje in mijn mond te laten bijstellen. De tandarts stelde het vaak zo strak af dat ik er na een paar uur last van kreeg en het beugeltje maar in mijn zak stak. Ik denk dat de tandarts toen ook al een automobiel tijdschrift in de wachtkamer had liggen, maar het enige wat ik me van de tijdschriften in zijn wachtkamer kan herinneren is de aanmoediging om een dr Hushkind sigaret te roken.
Die tandarts had denk ik nog geen assistente; hij had het wel druk en patiënten kregen niet meer dan tien minuten voor een afspraak. Die tien minuten waren toen de tijd daar was lang genoeg om een verdoving te zetten en dan de volgende patiënt te behandelen voor mijn kies werd getrokken. Maar ja dat alles is al weer zestig jaar en meer geleden. En sindsdien is de tandarts meer met kiesbesparende operaties bezig dan met kiezen trekken die in de weg zitten.
Zo, zei de tandarts, terwijl ze de laatste watten uit mijn mond haalde en de assistente haar zuigapparatuur schoonmaakte, u kunt er weer een tijdje tegen. U begrijpt wel dat het langzamerhand alleen maar lapwerk is, hè? Als onder deze vulling weer een gaatje ontstaat dan kan ik het niet meer repareren.
Ik knik berustend, blij dat ik mijn wangen weer in een gewone houding kan brengen en kijk nog eenmaal in die prachtige ogen.
Tot de volgende keer.              

Geen opmerkingen:

Een reactie posten