zaterdag 2 juni 2012

Consternatie in ons dorp

Omdat Steve jarig was gingen Anneke en ik samen, maar dit keer per auto naar Den Haag, naar Cobie. We troffen haar in bed; ze was na het wassen weer terug gegaan omdat ze erg moe was. Dat leek geen gunstig teken. Het was ook nog niet eerder voorgekomen sinds ze haar tegenwoordige behuizing heeft. Ze was overigens goed te spreken, maar na een uur van ons bezoek viel ze bijna in slaap en lieten we haar alleen.
– Als we nu eens binnendoor naar Nijmegen gaan opperde Anneke. Steve is toch niet thuis voor half vijf.
Wel, binnendoor is een rekbaar begrip. Maar Bonnie ging ijverig aan het zoeken naar een route die de snelwegen vermeed. Het leidde tot een tocht die via de buitenwijken van Leiden naar Bodegraven leidde. Daar was het bijna één uur en tijd voor de lunch. Om half twee gingen we verder en ruim drie uur later nadat we een groot deel van de reis over de kronkelige dijken van het rivierengebied hadden gereden, kwamen we inderdaad bij Steve aan. Hij liet vol trots de nieuwe inrichting van zijn kamer zien met de comfortabele fauteuil en het dressoir die hij beide op straat had gevonden. Na het voortreffelijke eten en een spelletje Afrikaans tarot gingen we weer naar Breda in een stromende regen. Al met al een vermoeiende dag; ik verheugde me erop mijn kleren uit te trekken, mijn benen op een stoel te leggen en een drankje te nemen. Het was tegen kwart voor tien toen we onze auto parkeerden.
– Kom eens even, riep de heer dJ. met veel nadruk vanaf zijn balkon. Kom eens even.
Wij kwamen even.
– Ik zag jullie aankomen. Ik moet je iets vertellen.
Het leek erop dat hij op onze thuiskomst had zitten wachten. Hij stak dan ook onmiddellijk van wal zonder – en dat was zeer ongebruikelijk – ons een drankje aan te bieden. Mw dJ zat met haar benen omhoog in een stoel. Ze had haar ledematen kennelijk wat geforceerd in de loop van de dag.
- Ik stond vanmiddag mijn auto te wassen, zei dJ, en toen ik daar bijna mee klaar was, kwamen er een heleboel glasscherven met veel lawaai naar beneden, dus ik dacht: ik zet mijn auto maar in de garage. De garage stond nog open. Maar ik was nog niet ver toen ik een doffe klap hoorde; toen ik opkeek lag er een vrouw op haar rug op de grond. Terwijl ik nog stond te kijken kwam de heer M. aangerend die voelde aan haar pols. Ik ben naar binnen gegaan en heb 112 gebeld. Maar ja er was al niets meer aan te doen, ze was al dood.
– Willen jullie iets te drinken?
– Ja, geef ons nu maar een borrel.
De eerste opwinding was er af en toen we onze borrel hadden ging dJ weer door.
– Terwijl we op de politie wachtten heb ik haar shirt wat naar beneden getrokken, want haar buik was bloot. De politie kwam na een paar minuten en daarna de ambulance.
– Ik heb nog gekeken of ik moest reanimeren, vulde mevr dJ aan, maar dat had weinig zin.
– Het hele stuk werd afgezet met dat rood witte lint. De mensen van de ambulance legden een wit laken over haar heen. Na twee uur werd het lichaam afgevoerd met de ambulance.
– Weten we om wie het gaat? Maar dat bleek niet het geval, de dode vrouw was vooralsnog een onbekende. Maar de politie was alle flats langs geweest om een verklaring te vinden voor het feit dat de vrouw het trappenhuis had kunnen binnenkomen.
– Toen de ambulance weg was hebben we met een aantal mensen de glasscherven opgeruimd. Ik heb, zei mw dJ het glas op de tiende verdieping opgeruimd. Daar is een raam kapot. Dat was natuurlijk het raam waardoor de vrouw naar buiten moest zijn gesprongen.
Afgezien van het bloed op de handen van de dode vrouw was er opmerkelijk weinig bloed geweest.
Het gesprek liep door. Meneer dJ. was nog duidelijk geëmotioneerd en geschokt door de gebeurtenis, waar hij wel vlak naast had gestaan.
Een uur en nog een borrel later besloten we maar naar bed te gaan. Morgen zou er wel meer bekend worden. Dan kon ik ook iets gaan doen aan het herstel van het gebroken glas...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten