Jaaps weblog
Beschouwingen en verslagen
dinsdag 6 september 2022
Opa vertel eens (1)
zaterdag 30 juli 2022
Wesp
zaterdag 19 maart 2022
Alles is anders: behalve verkiezingen
dinsdag 23 juni 2020
De mens is nog altijd vrij dom
Althans dat mogen we gerust afleiden uit de boekbespreking in het FD van 20 juni 2020. Het ging om het boek A.I. Alsmaar Intelligenter van Stefan Buijsman. De bespreking was van de hand van Klaas Broekhuizen.
In het artikel vielen me twee dingen vooral op.
In de eerste plaats de onjuiste idee, dat goed schaken betekent veel zettenreeksen doorrekenen en dat de beste schaker het beste en de meeste zetten door kan rekenen.
Maar bij iedere zet moet weer beoordeeld worden wat de beste zet is van de vele mogelijkheden die men heeft. Maar wanneer is een zet de beste? Dat hangt nu juist van de positie af. Wat heeft de tegenstander gedaan en welke dreigingen heeft hij daarmee opgebouwd? Zijn twee lopers in deze stelling beter dan twee paarden of juist niet? Als ik aan een zet geen waarde kan hechten heeft het doorrekenen van zetten in die positie geen zin.
Natuurlijk helpt het als de computer veel zetten door kan rekenen en beschikt over de gegevens van veel partijen. Maar dat is voor de topschaker evenzeer van belang. Om aan de top te blijven moet hij vijf a zes uur per dag studeren. Het gaat steeds om het taxeren van met bepaalde zettenreeksen bereikte posities. Juist daarom maakte het nogal wat indruk toen de wereldkampioen schaken werd verslagen door de computer. Maar nog meer indruk maakte het toen de computer ook de wereldkampioen Go versloeg. Want Go is volgens de deskundigen aanzienlijk moeilijker dan schaken. Bij Go, was het commentaar, heeft het doorrekenen al helemaal geen zin. Hierbij komt het veel meer neer op intuïtie.
Laten we deze discussie over meer of minder rekenwerk maar even laten voor wat hij is.
Het tweede punt dat me opviel was dat het artikel minstens suggereert dat A.I., ondanks het verslaan van de beide wereldkampioenen, nog tamelijk dom is. Dat leidt volgens mij haast onvermijdelijk tot enkele mogelijke conclusies:
- de wereldkampioen schaken en de wereldkampioen Go zijn tamelijk dom. En omdat zij de wereldkampioen zijn zijn in feite alle schakers en Go-spelers (en in hun voetspoor eigenlijk alle mensen) nog tamelijk dom.
Of:
- Voor het bereiken van de top in schaken of in Go is geen intelligentie nodig.
Voor beide conclusies valt overigens wel wat te zeggen. Vandaar de kop van dit blog. En de idee dat voor schaken intelligentie nodig is ook niet nieuw. Men herinnert zich de Schachnovelle van Stefan Zweig.
Toch valt het een beetje buiten de gebruikelijke waardering van de mens als intelligent dier. En het roept de vraag op: wat bedoelt Buijsman eigenlijk met intelligentie? Of is het boek een manier om zijn eigen angst te onderdrukken: er zijn gelukkig nog dingen die de A.I. niet kan. Een soort bezweringsformule misschien?
woensdag 3 juni 2020
Racisme
maandag 25 mei 2020
Op kuikenjacht
Vroeg de vrouw die me aan het eind van de Langendijk passeerde. Ik moest toegeven dat ik ook wel eens foto's nam als ik in de natuur ben.
Natuur is natuurlijk betrekkelijk. Alle natuur in onze omgeving is door de mens aangelegd en georganiseerd. Maar we zijn al blij met een klein stromend riviertje met een wandelpad en groene planten er omheen.
Als je hier in gaat kom je langs een gans die jongen heeft.
Ik volgde de aanwijzingen en ontmoette de gans, het was een week na mijn ontmoeting met de reiger.
Als ik hem goed gedetermineerd heb is het een Canadese gans. Hij, of zij, dat kon ik niet zo goed zien liep daar rond en bewaakte vier jongen. Pluizige vogeltjes op hun eerste ontdekkingstocht in deze wereld.
Kleinschalige schoonheid
Daarom neem ik nu de camera mee bij mijn zondagse wandelingen. En hier hemelsbreed nog geen vijfhonderd meter van ons huis staat deze reiger op de uitkijk naar passerende vis bij de stroomversnelling in de Aa of Weerijs.
Hij heeft daar denk ik zijn vaste stek.
De foto werd genomen in mei. Eigenlijk verwachtte ik al veel vogels bezig met broeden of al met jongen maar dat was vermoedelijk nog te vroeg. Het was erg stil.
zaterdag 23 mei 2020
Data
Wat me opviel was de opmerking: De wereld is niet in data te vangen. Als ik de tekst goed begrijp dan heeft Miriam bezwaar tegen de drang ons leven te versimpelen in data. Het is een begrijpelijke vrees.
En toch gaan mijn gedachten weer terug naar de jaren zeventig. (van de 20e eeuw wel te verstaan). In de eerste helft van de 20e eeuw vierde het reductionisme hoogtij. Men ging er van uit dat men het functioneren van mensen en dieren (eigenlijk de hele wereld) kon begrijpen door hun onderdelen te begrijpen. En dus werden mensen en dieren, werd de wereld ontleed en de onderdelen werden verder ontleed, enz. En zo kon men van alle onderdelen precies bepalen wat ze deden en hoe ze werkten.
Alleen bleef één vraag onbeantwoord: hoe komt het nu dat die onderdelen samen een mens of een dier vormen? Het leidde tot de magische uitspraak: het geheel is meer dan de som van de delen.
Het bleek de essentie van een nieuwe manier van naar de wereld kijken: de systeemtheorie.
Op een andere manier gesteld was de vraag: Wat is eigenlijk leven?
Ik heb in mijn leven verschillende malen bij een sterfbed gestaan. Je staat erbij en kijkt er naar. Het ene moment is de persoon levend en het volgende is hij dood. Wat gebeurt er op dat moment?
We zijn nu een halve eeuw verder. De wetenschap heeft de onderdelen steeds verder geanalyseerd. Inmiddels weten we precies hoeveel genen een mens heeft, we kennen de samenstelling van DNA. Door experimenten weten we nu ook dat als je sommige genen verandert, dat dan ook de mens of het dier verandert. Maar hoe het komt dat de ene cel leeft en de ander niet is nog steeds een niet beantwoorde vraag.
In die halve eeuw heeft de computer zijn intree gedaan in ons leven en het internet. Grote bedrijven verzamelen alle mogelijke gegevens - data over ons. Want nog steeds geldt zoals in de tijd voor de systeemtheorie dat meten is weten. Maar weten we nu na het verzamelen van al die data wat we lekker vinden en waarbij we ons goed voelen? Miriam heeft daar wat moeite mee en probeert haar data spoor zo klein mogelijk te houden. Maar zo klein mogelijk betekent nog niet klein. En in feite stelt ze weer dezelfde vraag: wat is eigenlijk leven?
Misschien moeten we wel leren leven zonder antwoord op die vraag.
woensdag 8 april 2020
In tijden van Corona
Ik heb me er niet zo erg druk over gemaakt in de verwachting dat de voorraad wel weer zou worden aangevuld voordat ik zonder zou komen te zitten. Bovendien we zullen vaak naar de WC moeten om onze voorraad krantenpapier weg te vegen. Want onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar vroeger. Dat heb je als je ouder wordt.
Maar ik weet het niet meer. Wanneer heb ik voor het eerst eigenlijk WC-papier gebruikt? En ik weet ook niet meer wat we gebruikten voor het toiletpapier, vermoedelijk ook krantenpapier, waarvan de kwaliteit toen toch ook minder was dan tegenwoordig. De kwaliteit van het papier is natuurlijk wel belangrijk, want die bepaalt in hoge mate de geschiktheid voor het gebruik als WC-papier. En de ene krant is niet de andere. Ik moet er niet aan denken dat ik de omslag van een glossy nu zou moeten gebruiken. Om nog maar niet te spreken van de drukinkt. Is die wel milieuvriendelijk en laat ie geen zwarte letters na op mijn edele delen?
Er is papier genoeg zegt men, maar nog steeds is de aanvoer bij de supermarkt zeer onregelmatig. De verpakking van vier rollen die ik gewoonlijk meeneem als de voorraad daartoe aanleiding geeft, is soms niet beschikbaar, zodat ik noodgedwongen een verpakking van tien rollen meeneem. Maar daar is onze bergruimte eigenlijk niet op berekend.
Ik zag in de Washington Post dat de run op WC-papier niet alleen in Nederland speelt. Het artikel gaf een aardig beeld van het WCP-probleem. En passant werd vermeld dat de introductie van WCP niet van een leien dakje ging.
WCP werd geïntroduceerd in de jaren 1940 (geen wonder dat ik me niet kan herinneren hoe dat ging toen ik klein was: WCP aan de rol bestond nog niet). Men moest heel agressieve reclame campagnes hanteren die huisvrouwen in paniek brachten en waarbij chirurgen met handschoenen en scalpels zeiden: 'Het is jammer dat ze geen fatsoenlijk WCP kocht voor haar man.'
Maar er blijken toch veel wetenschappelijke problemen te rijzen rond WCP: vrijwel iedere universiteit heeft er mee te maken: wat beweegt sommige mensen (als er twee rollen hangen, zoals in veel openbare toiletten het geval is) om altijd te trekken van de volle rol, terwijl anderen altijd trekken van de leegste rol?
Het kan natuurlijk niet uitblijven: er ontstaat een zwarte handel in WCP, waar mensen informatie uitwisselden over waar nog WCP te krijgen is. En dat is niet alleen van vandaag.
Helemaal bont maakte een manager bij de Philadelphia Veteranen het die al in de jaren 1990 voor $ 34000 WCP van het stadion stal en daarmee de tegenstander in verlegenheid bracht. Het schandaal leidde tot een opmerkelijke uitspraak van een gemeente ambtenaar: 'Man hij veegde het hele stadion leeg.'
Ik heb me onlangs in een onbewaakt ogenblik nog geabonneerd op NRC Next voor het weekend. Ik denk dat ik voorlopig papier genoeg heb, ook als het WCP een tijd niet kan worden geleverd...
dinsdag 7 januari 2020
Een nieuw jaar
De jaren twintig zijn zeker wel begonnen met de onvermijdelijke gesprekken over het klimaat, de natuur, stikstof en broeikasgassen. Nu ook aangevuld met een vega-discussie. De snelle toename van nepvlees dreigt al te leiden tot een tekort aan grondstoffen (zei de krant). Ook hier zie je een taalprobleem. Want tot dusver halen we de vegaburger bij de slager. Moeten we die slager dan niet eigenlijk gewoon groenteboer noemen?
Gelukkig hebben we daar als individu al weer weinig over te zeggen. Op een gegeven dag blijkt dat iedereen om je heen twintig twintig zegt of tweeduizend twintig. Een discussie over hoe het moet en wat het beste is wordt gewoon achterhaald door de praktijk. Zo gaat het waarschijnlijk ook met de vegaslager.
Het nieuwe jaar is dus weer begonnen met de nieuwjaarswensen in de richting van iedereen die je voor het eerst ontmoet in twintigtwintig. En dus ook de eerste verjaardagen, het is opmerkelijk hoeveel verjaardagen in iemands netwerk rond de jaarwisseling vallen. En als jezelf ouder wordt wordt blijkbaar ook je netwerk ouder. En dus:
Nadat we de gastvrouw en de andere leden van het kleine gezelschap begroet en gefeliciteerd hebben en onze keuze voor het gebak bepaald, kijken we eens om ons heen. Ik ben terecht gekomen op een bank naast een man die Jan heet.
De vraag in mijn richting hoe het nu gaat, vestigt de aandacht op mijn oren, met een verwijzing naar de dubbele oorontsteking die me in de loop van november volledig doof maakte. Inmiddels kan ik in de meeste gevallen met afzonderlijke mensen wel weer communiceren, maar in groepen blijf ik toch het gevoel houden dat het beter moet kunnen. Het geeft een contact met Jan wiens oren ook niet meer bevredigend functioneren. maar hij is wel zeer tevreden over het gehoor apparaat dat overigens niet opvalt. Het gesprek leert dat hij bij dezelfde KNO-arts terecht is gekomen als ik. Dat geeft een band.
Onze gastvrouw staat zich inmiddels af te vragen of een van haar vaste vriendinnen de afspraak wel heeft onthouden. Er is aanleiding om aan te nemen dat die vriendin minstens een begin van dementie heeft.
Terwijl onze koffie wordt ingeschonken zie ik dat de handen van onze gastvrouw behoorlijk trillen. Heeft zij Parkinson? Gelukkig komt de dementerende vriendin u binnen en is het gezelschap compleet.
Jan vertelt me dat hij weliswaar gehandicapt is via zijn gehoor, maar dat zijn partner die tegenover ons zit het zeker ook niet gemakkelijk heeft. Van haar netvlies is nog maar een klein maanvormig sikkeltje bruikbaar, waardoor ze nauwelijks kan lezen. Gelukkig zijn er tegenwoordig geweldige technische hulpmiddelen waardoor ze toch kan 'lezen'.
Ik kan bevestigen dat dat een probleem is, want ik heb een vriend die aan beide ogen macula degeneratie heeft. Dat brengt met zich mee dat hij de dingen alleen kan zien als hij er langs kijkt. Maar deze opmerking gaat verloren want de ziekte van de partner van Jan is weer anders. Het resultaat is dat ze bijna niets ziet. Ze heeft echter wel een geweldig geheugen en dat compenseert voor een deel haar slechte gezicht.
Ik kijk nog eens en zie hoe zijn partner zoekt naar haar glas. Ze wordt geholpen door haar buurvrouw, waardoor duidelijk wordt dat ze inderdaad niet veel ziet. Als ze haar glas gevonden heeft tilt ze het mee twee trillende handen op.
We proosten met zijn allen: op een gelukkig 2020 en tot volgend jaar weer.