Er is alle aanleiding om de oorsprong van de
westerse beschaving te zoeken in het gebied rond de Noordzee. Hier
zien we hoe vanaf de 8e eeuw de handel tussen de Lage
landen (met name Vlaanderen), Engeland, het Oostzee gebied en (via de
grote rivieren) het Byzantijnse rijk de groeiende welvaart in
Noordwest Europa veroorzaakte en onderhield. Het is alleszins
aannemelijk dat langs deze route ook informatie naar het Noordwesten
vloeit over kennis en opvattingen van klassieke Griekse schrijvers en
denkers.
De technische ontwikkeling ging ook in de 8e
eeuw door met bijv. de invoering van de halster en stijgbeugel,
waardoor uiteindelijk paarden meer geschikt werden zowel voor
landarbeid als voor de oorlogsvoering, met de introductie van de
ijzeren ploeg die de de opbrengst van de landbouw verhoogde, terwijl
watermolens een grotere rol gingen spelen bij de energievoorziening.
De verbeteringen in de scheepsbouw (bij Friezen, Denen en Vikingen)
maakten het mogelijk om grotere reizen te doen en zwaardere vrachten
te vervoeren.
De gevolgen waren duidelijk: de mens werd in
toenemende mate onafhankelijk van de grillen van de natuur. De
voedselproductie steeg boven het niveau dat noodzakelijk was voor het
bestaansminimum. Er ontstond een steeds grotere diversiteit in
beroepen heel nadrukkelijk bijv. in de textielindustrie. We kunnen
ook zien hoe in de loop van de 9e eeuw het economisch
zwaartepunt geleidelijk verschoof naar het westen.
Met de groeiende welvaart ontstond ook meer ruimte
voor de bedenkers van de ideeënwereld. Er was ruimte voor mensen die
zich niet noodzakelijk bezig hoefden te houden met de productie van
de welvaart waarvan zij genoten. De ideeënwereld en reële wereld
groeiden geleidelijk uit elkaar. Daarmee was men in Europa ongeveer
weer terug in de situatie die ons is overgeleverd uit de Griekse
tijd. Vrije mannen discussieerden over de wereld, waarvan de
realiteit werd ingevuld door slaven. Er was een (toch niet
onbelangrijk) verschil, in Europa werd de reële wereld ingevuld door
vrije boeren en vrije ambachtslieden. Deze vrije boeren en
ambachtslieden stuwden geleidelijk de technische ontwikkeling.
In de 18e eeuw was de afstand tussen
ideeënwereld en reële wereld zover gegroeid dat mensen als Rousseau
en Voltaire volstrekt tegenovergestelde ideeën ontwikkelden over een
betere toekomst voor de maatschappij. Het lijkt erop dat de
Verlichtingsideeën van Voltaire, c.s. aanvankelijk de overhand
hadden.
Op zich niet zo gek: want de technici bouwden door
aan het gebruik van de materie. En dat ging steeds met stappen die
passen in of die beantwoorden aan wat de Verlichting denkers
rationeel noemden. De conclusie is duidelijk: rationaliteit zou de
antwoorden geven voor alle vraagstukken van de maatschappij.
Eigenlijk zou de maatschappij dus geheel op rationele wijze moeten
worden ingericht. Wetenschap en techniek verschaften het paradigma
voor de komende tijd. Meten is weten. Meten, analyseren,
experimenteren, het gebeurde op elk terrein, tot en met de de mens en
zijn hersens toe.
Er zit een kleine maar wel fatale misvatting in de
redenering. Men redeneert alsof de maatschappij en de techniek twee
afzonderlijke zaken zijn. Maar techniek en mens vormen samen de
maatschappij. Zij zijn een geheel. In iedere analyse van de
maatschappij moeten dan ook de mens en de technologie waarover hij
beschikt in de maatschappij waarin hij leeft gezien worden als een
geheel. De acties van de mens zijn steeds actie in en met de
beschikbare techniek.
We moeten bij deze beschouwing een paar dingen in
aanmerking nemen. Het is de aard van de westerse maatschappij die
maakte dat hier een snelle (in vergelijking met andere delen van de
wereld) technologische ontwikkeling plaatsvond. Die aard kan men
omschrijven als een maatschappij bestaande uit een aantal autonome
landen die elkaar eeuwenlang naar het leven stonden, maar ook met
elkaar concurreerden en desondanks op wetenschappelijk en technisch
gebied intensief informatie uitwisselden. Bovendien een maatschappij
die in zich expansief was en is en bij voorkeur haar macht gebruikte
om haar wil aan anderen op te leggen. Daardoor groeide die
maatschappij als een technologische (en daarmee militaire)
grootmacht. Het was de interactie tussen de landen die tot de
westerse maatschappij werden gerekend die de snelle groei mogelijk
maakte. Gevolg is dat er aan het eind van de 19e eeuw een
eerste vorm van globalisering plaats vond waarbij de technologisch
minder ontwikkelde landen plotseling geconfronteerd werden met de
producten van een andere wereld die de moderne wereld werd genoemd.
Het werd een periode van machteloze woede en verontwaardiging die
leidde tot conflicten en aanslagen.
Zoals gezegd gaf de welvaart van de westerse
wereld ook aanleiding tot steeds verdergaande specialisatie. Er kon
een hele groep disciplines ontstaan die na hun vroege jeugd nooit
meer in aanraking kwamen met de voortbrengselen van de technische
mens. Als zij wel uit hun isolement in de moderne tijd terecht
kwamen, ontstond ook een schokervaring, door Toffler zeer adequaat
aangeduid als future shock. De future shock zien we bij
voorbeeld bij intellectuelen aan de rand van de typisch westerse
wereld, zoals Oost Europa. Dostojewski bijvoorbeeld en Heidegger. In
hun onvermogen in te stappen in de moderniteit richtten zij hun
pijlen op de ideeën wereld die naar zij dachten aan de moderniteit
ten grondslag, de wereld van de Verlichting: het rationalisme. Door
de ratio te betwisten schiepen ze minstens verwarring bij vakgenoten
die net zoals zij de feitelijke technische ontwikkeling slecht bij
tussenpozen en oppervlakkig ontmoetten. Daardoor kan Tinneke Beeckman constateren dat het postmodernisme de democratie om zeep bracht. Dit
lijkt niet geheel terecht. Zoals Zimmerman al in de jaren zestig van
de 20e eeuw zei: de automatisering bracht niet zozeer de
zijden kousen naar de elite maar zorgde ook voor de nylonkousen van
de arbeidersvrouw. En nu in een periode waarin iedereen lijkt te
beschikken over een smartphone, een auto en een reisgids voor de
noodzakelijke vakantiebestemmingen is het duidelijk dat de
technologie democratiserend werkt. Daar komt bij dat er een toenemend
wantrouwen lijkt te groeien ten opzichte van kennis en wetenschap.
Illustratief is een tv-programma waarin leken het opnemen tegen
gediplomeerde artsen en een redelijke kans maken een beter resultaat
te hebben bij het stellen van diagnoses. Vervolgens blijkt de
ongeletterde bevolking in staat de president te verkiezen van de VS.
Democratisering: niet in de ideeënwereld maar in de reële wereld.
Discussies in de ideeënwereld gaan natuurlijk
gewoon door. En ondertussen is de techniek zo ver gevorderd dat ze
denkprocessen kan nabootsen. Met de vastgeroeste idee dat het gaat om
de mens. Als men de techniek niet ziet heeft men niet in de gaten dat
het gaat om de mens én zijn techniek.