donderdag 6 juni 2013

Fietsen

Op de foto: het pulpitum, dat Free verwierf uit de erfenis van Tante Jantje en afkomstig was van haar grootvader Steven Mulder
DSC01295
Ik zit een par dagen in Hengelo als deeltijd zorger voor Free. Haar conditie is sterk verbeterd na de eerste van een serie chemokuren. Vanmorgen moet ze naar het ziekenhuis voor de uitslag van het bloedonderzoek, dat dan weer uitzicht op de tweede kuur.
Praten met Free is natuurlijk ook praten over ons gezamenlijk verleden, dat zich hoofdzakelijk afspeelde voor 1954. De oorlog en de eerste jaren daarna. Zoals bekend waren fietsen schaars in die tijd. Het verhaal gaat dat de Duitsers veel fietsen in beslag hadden genomen. Maar al met stonden er onmiddellijk na de oorlog nog twee fietsen denk ik voor algemeen gebruik op de veranda van ons huis aan de Linnaeusparkweg. Algemeen gebruik: dat betekende dat Moeder er op reed, of Gees en Ben natuurlijk. Maar de jongere kinderen zoals Free en ik kregen niet veel gelegenheid om te leren fietsen. Zo kreeg ik mijn eerste lessen in fietsen van Moeder in 1948. We fietsten naar Schellingwoude, waar in verband met de troonswisseling van Wilhelmina een vlootschouw was. In de drukte langs de dijk tussen Schellingwoude en Durgerdam moest ik leren op en af te stappen. Free heeft soortgelijke ervaringen. De ultieme uitdaging voor haar fietsen was natuurlijk in Winterswijk waar ze door Opa aan de Morgenzonweg op een herenfiets werd gezet. Ze kreeg een duwtje en moest toen maar zien hoe ze verder kwam. Ze reed dus linksaf de Javastraat in kwam op de Groenloseweg uit tegenover de Harmonie, waar een feestje was. Free in doodsangst tussen de mensen door manoeuvrerend kwam uiteindelijk weer terug op de Morgenzonweg. Ze wist natuurlijk niet hoe ze weer van de fiets af moest komen en Opa was allang weer naar binnen. Gelukkig, zegt Free, kwam Cobie te voorschijn en die hielp haar van de fiets af. In Winterswijk in die dagen waren alleen de hoofdwegen verhard. De andere wegen tussen buurtschappen en boerderijen waren karresporen die door het mulle zand van de Achterhoek langs de eindeloze bolle akkers liepen. Omdat wij daar meestal in de zomervakantie kwamen stonden de tarwe en de rogge al een flink stuk boven de grond. Korenbloemen en klaprozen stonden in bloei, net als de bramen. 
Langs de karresporen was meestal een voetpad, dat als fietspad werd gebruikt en naar mijn herinnering niet veel breder dan 50 cm zal zijn geweest. Uit ons zelf zouden we daar niet veel hebben gefietst, maar Opa had daar als jonge man de post rondgebracht en kende al die wegen op zijn  duimpje. En nu, gepensioneerd, bracht hij nog steeds de VPRO-gids rond. Wij kleinkinderen mochten dan met hem mee en achter hem aanrijden over die zandpaden met aan de ene kant het karrespoor en aan de andere kant de sloot. Achter Opa aan die geen enkele keer omkeek geroutineerd alle onregelmatigheden en kuilen in het pad vermijdend. Wij probeerden dan hem bij te houden en te voorkomen dat we in de sloot terecht kwamen. Opa stak wel een hand uit als we een hoek om moesten, maar meestal was de afstand tussen hem en het kind dat volgde zo groot dat je al vanuit de verte kon zien dat hij de hoek omging. Van alle herinneringen aan de Achterhoek blijft het fietsen langs die zandwegen het belangrijkste, naar het schijnt ook voor Free. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten